Je gebruikt 'nach' als je naar een land, stad of windrichting gaat: 'Ich gehe nach Frankreich'; 'Ich fahre nach Paris'; 'Ich gehe nach Norden'. Tenslotte gebruik je 'nach' als je naar huis gaat: 'Ich gehe nach Hause'. 'Zu' gebruikt je als je ergens naartoe gaat, in de zin van onderweg-zijn.