Na Klar Kapitel 2 Lektion 1/2

Heute, Montag, den 14. November
Kapitel 3
Landeskunde: Die Schweiz
Wiederholung: Grammatik 3e naamval Lektion 1
Lektion 2: Grammatik: Imperativ - Gebiedende wijs
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Heute, Montag, den 14. November
Kapitel 3
Landeskunde: Die Schweiz
Wiederholung: Grammatik 3e naamval Lektion 1
Lektion 2: Grammatik: Imperativ - Gebiedende wijs

Slide 1 - Tekstslide

Kapitel 3, Lektion 2 Zürich
CH...? Was bedeutet das?

Slide 2 - Tekstslide

Lernziele/leerdoelen
  1. Die Schweiz kennenlernen & mehr über Zürich erfahren
  2. Voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden 3e naamval
  3. De gebiedende wijs: Imperativ


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Geschichte der Schweiz
In der Schweiz gibt es 26 Kantone. Kantone sind wie Provincies in den Niederlanden. Die Schweiz entstand 1291 nach dem Bund (=verbond) der Urkantone (=oude Kantons). 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Warum?
Zwitserland ontstond doordat de 3 "Urkantone" (Uri, Schwyz en Obwalden+Nidwalden) zich samensloten uit angst om door een buurland aangevallen te worden. Hiervoor werd een eed afgelegd. 


Slide 9 - Tekstslide

        Sprachen der Schweiz

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Franken


Die Schweiz hat eigenes Geld, den Franken.

Zürich ist das Finanzielle zentrum der Schweiz und für Banken Weltweit

Slide 12 - Tekstslide

Der Franken

Slide 13 - Tekstslide

Met welke munt betaal je in Zwitserland?

Slide 14 - Open vraag

Welke taal wordt in Zwitserland het meest gesproken?

Slide 15 - Open vraag

Wonen er in Zwitserland meer mensen dan in Nederland?

Slide 16 - Open vraag

Welke taal wordt er door de kleinste groep Zwitsers gesproken?

Slide 17 - Open vraag

Ich weiß jetzt mehr über die Schweiz und Zürich
😒🙁😐🙂😃

Slide 18 - Poll

Was weißt du noch von Lektion 1?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Voorzetsels 3e naamval

Slide 22 - Woordweb

nach und zu
Je gebruikt 'nach' als je naar een land, stad of windrichting gaat: 'Ich gehe nach Frankreich'; 'Ich fahre nach Paris'; 'Ich gehe nach Norden'. Tenslotte gebruik je 'nach' als je naar huis gaat: 'Ich gehe nach Hause'. 'Zu' gebruikt je als je ergens naartoe gaat, in de zin van onderweg-zijn.

Slide 23 - Tekstslide

3e naamval ZU
3e naamval NACH
gebouwen
richtingen 
landen en plaatsen zonder lidwoord
personen

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep het Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord in de 3E nv.
mij
jou
hem
jullie
haar
ons
het
hen
u
mir
uns
ihm
ihm
ihr
dir
euch
ihnen
Ihnen

Slide 26 - Sleepvraag

Vertaal:
seit
A
sinds
B
bij
C
door
D
tijd

Slide 27 - Quizvraag

Vertaal: naar...toe
A
nach...zu
B
zu ihnen
C
zu
D
noch...noch

Slide 28 - Quizvraag

Ist das Shirt
[van hem]
A
von ihnen
B
von ihm
C
von ihr
D
von uns

Slide 29 - Quizvraag

Hoe vertaal je 'mij' in de 3e naamval?
A
ich
B
mich
C
mir

Slide 30 - Quizvraag

1e en 3e naamval van:
ik en mij
A
ich - mich
B
ich - mir
C
ich - dich
D
ich - dir

Slide 31 - Quizvraag

Der Imperativ (gebiedende wijs)

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Also:

Slide 34 - Tekstslide

Hoe maak je in het Duits de gebiedende wijs?
Welke 3 vormen zijn er?
Kijk in je boek op blz. 101. Kijk ook in Handboek nr. 11

Noem ook een voorbeeld.

Slide 35 - Open vraag

Slide 36 - Video

Gebiedende wijs enkelvoud van "denken"
A
denkt
B
denken Sie
C
denk
D
denkst

Slide 37 - Quizvraag

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm van machen
A
macht
B
macht Sie
C
machen
D
machen Sie

Slide 38 - Quizvraag

Gebiedende wijs meervoud van tragen
A
trägt
B
tragt
C
trage

Slide 39 - Quizvraag

Gebiedende wijs enkelvoud van sprechen
A
sprech
B
sprechst
C
sprich
D
sprichst

Slide 40 - Quizvraag

Gebiedende wijs meervoud van gewinnen
A
gewinnt
B
gewinnen
C
gewinn
D
gewonnt

Slide 41 - Quizvraag

Gebiedende wijs enkelvoud van reden

A
redet
B
reden
C
rede
D
red

Slide 42 - Quizvraag

Gebiedende wijs beleefdheidsvorm sein
A
sei Sie!
B
sind Sie!
C
seien Sie!
D
Seid Sie!

Slide 43 - Quizvraag

De gebiedende wijs is.
A
makkelijk
B
goed te doen
C
moeilijk
D
abracadabra

Slide 44 - Quizvraag

Und jetzt... üben!
(Haus)Aufgaben:
Zelfstandig stil: Aufgabe 8, 9 Seite 102/103
Timer op digibord Fertig/klaar? Bespreken!
Zelfstandig in je boek: Lektion 3.2: Aufgabe 1, 4, 5, 7, 8 en 9 Zelfstandig op je laptop: 2, 3, 6
Test jezelf 3.1 en 3.2 en woordentrainer 3.1 en 3.2
Mehr machen? Aufgabe 10, Handboek nr. 42 blz. 83



Slide 45 - Tekstslide

Check: Lernziele/leerdoelen 
  1. Die Schweiz kennenlernen & mehr über Zürich erfahren?
  2. Voorzetsels en persoonlijke voornaamwoorden 3e naamval?
  3. De gebiedende wijs: Imperativ?


Slide 46 - Tekstslide

Ich weiß jetzt mehr über die Schweiz und Zürich

Ich kann den Imperativ anwenden / ik kan de gebiedende wijs toepassen
😒🙁😐🙂😃

Slide 47 - Poll