1.2 De atmosfeer: luchtdruk en wind

1.2 De atmosfeer:
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

1.2 De atmosfeer:

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1.2 De atmosfeer: luchtdruk en wind

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel van H1.2
1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?
2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?






Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?
Maken tekenopdracht.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken zijn juist:
1: Warme lucht zet uit en stijgt op.
2: Koude lucht krimpt en daalt.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
Beide onjuist
D
Beide juist

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraken zijn juist:
1: Bij stijgende lucht ontstaat er weinig neerslag.
2: Bij dalende lucht ontstaat er weinig neerslag.
A
1= juist 2= onjuist
B
1= onjuist 2= juist
C
Beide onjuist
D
Beide juist

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als warme lucht bij het aardoppervlak stijgt, ontstaat er bij het aardoppervlak een .....
A
lucht tekort
B
lucht overschot
C
hogedrukgebied
D
lagedrukgebied

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor lagedrukgebied?
A
lucht tekort
B
lucht overschot
C
minimum
D
maximum

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een ander woord voor hogedrukgebied?
A
lucht tekort
B
lucht overschot
C
minimum
D
maximum

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de evenaar vinden we vaak een ...1... en bij de noord/zuidpool vinden we vaak een ...2...
A
1= hogedrukgebied 2= lagedrukgebied
B
1= maximum 2= minimum
C
1= lagedrukgebied 2= hogedrukgebied
D
1= minimum 2= maximum

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wind ontstaat als lucht van een ...1... naar een ...2... beweegt.
A
1= maximum 2= minimum
B
1= minimum 2= maximum
C
1= hogedrukgebied 2= lagedrukgebied
D
1= lagedrukgebied 2= hogedrukgebied

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

''Wind ontstaat als lucht van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied beweegt.'' is onderdeel van de Wet van ....?...

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verder staat in de Wet van Buys Ballot dat ''de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar ...1... heeft en op het zuidelijk halfrond een afwijking naar ...2... heeft.
A
1= links 2= rechts
B
1= rechts 2= links
C
1= links 2= links
D
De wind heeft geen afwijking

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?
  • Hogedrukgebied:
    - teveel aan lucht
    - lucht stroomt weg
    - aanvulling door dalende lucht
    - helder weer

  • Lagedrukgebied:
    - tekort aan lucht
    - lucht stroomt toe
    - lucht stijgt op
    - bewolkt, regenachtig weer


Door verschillen in luchtdruk wordt lucht verplaatst. De verplaatsing van lucht noemen we de wind (dus hoe groter de verschillen, hoe harder de wind waait).

Slide 15 - Tekstslide

Beschrijving:
Hogedrukgebieden gaan gepaard met dalende luchtbewegingen, terwijl bij lagedrukgebieden de lucht stijgt. Hierdoor ontstaat er respectievelijk een overschot en tekort aan lucht. Bij lagedrukgebieden is sprake van stijgende lucht en daarmee vorming van wolken, buien en regengebieden. Onbestendig weer dus. Bij hogedrukgebieden is sprake van dalende luchtbeweging, uitdroging van lucht en vaak weinig wolken.
1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?
Buys Ballot (1817 - 1890)

  • Nederlandse meteoroloog en oprichter van het KNMI

  • Wereldberoemd doordat hij het verband tussen wind en luchtdruk aantoonde.



Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?

Wet van Buys Ballot:
''Sta je met je rug in de wind op het Noordelijk Halfrond dan heb je het lagedrukgebied links en het hogedrukgebied rechts.''

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Buys Ballot bestaat uit 2 delen:
1: Wind ontstaat door verschillen in luchtdruk. 
-> Lucht waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
2: Door de draaiing van de aarde krijgt de wind krijgt een afwijking (corioliseffect) naar: 
- rechts op het noordelijk halfrond
- links op het zuidelijk halfrond

Wet van Buys Ballot bestaat uit 2 delen:
1: Wind ontstaat door verschillen in luchtdruk.
-> Lucht waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wet van Buys Ballot bestaat uit 2 delen:
1: Wind ontstaat door verschillen in luchtdruk. 
-> Lucht waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.
2: Door de draaiing van de aarde krijgt de wind krijgt een afwijking (corioliseffect) naar: 
- rechts op het noordelijk halfrond
- links op het zuidelijk halfrond

Wet van Buys Ballot bestaat uit 2 delen:
1: Wind ontstaat door verschillen in luchtdruk.
-> Lucht waait altijd van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied.

2: Door de draaiing van de aarde krijgt de wind een afwijking (corioliseffect) naar:
- rechts op het noordelijk halfrond
- links op het zuidelijk halfrond

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Link

Deze slide heeft geen instructies

1. Hoe werkt de mondiale luchtcirculatie?
Nakijken tekenopdracht.
Zie volgende slide.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?
Vuistregel voor het ontstaan van neerslag -> stijgende lucht zorgt voor neerslag (andersom dus: dalende lucht zorgt voor droogte)

Neerslag kan op drie verschillende manieren ontstaan:

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?
Vuistregel voor het ontstaan van neerslag -> stijgende lucht zorgt voor neerslag en dalende lucht voor droogte.

Neerslag kan op drie verschillende manieren ontstaan:
  • Stijgingsneerslag:
Hier stijgt lucht door op omdat het opgewarmd (warme lucht stijgt op/koude daalt

Komt stijgingsneerslag voor in Nederland?
Nee, dit komt voor rond de evenaar. In Nederland is de lucht te koud..

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?
Vuistregel voor het ontstaan van neerslag -> stijgende lucht zorgt voor neerslag en dalende lucht voor droogte.

Neerslag kan op drie verschillende manieren ontstaan:
  • Stuwingsneerslag:
Hier stijgt lucht op doordat die tegen een gebergte botst en omhoog gestuwd wordt.

Komt stuwingsneerslag voor in Nederland?
Nee, dit komt bijna niet voor in Nederland. Nederland is over het algemeen te vlak voor stuwingsneerslag.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?
Vuistregel voor het ontstaan van neerslag -> stijgende lucht zorgt voor neerslag en dalende lucht voor droogte.

Neerslag kan op drie verschillende manieren ontstaan:
  • Frontale neerslag:
Hier stijgt lucht op door het botsen van koude en warme luchtstromen 

Frontale neerslag ontstaat zowel bij een koufront als bij een warmtefront
Komt frontale neerslag voor in Nederland?
Jazeker. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Welk type neerslag valt er vooral in Nederland?
Ontstaan frontale neerslag in Nederland:
1. Koude lucht van de noordpool botst rond 60⁰ N.B. op warmere lucht die vanaf 30⁰ N.B. waait.
2. De warme, lichtere lucht beweegt omhoog (koude lucht is zwaarder), daar ontstaat een front met frontale neerslag.



Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is de invloed van de vijf temperatuurfactoren op de gemiddelde temperatuur en neerslag in een gebied?
Neerslag kan op drie verschillende manieren ontstaan:
  • Stijgingsneerslag:
Hier stijgt lucht door op omdat het opgewarmd (warme lucht stijgt op/koude daalt
  • Stuwingsneerslag:
Hier stijgt lucht op doordat die tegen een gebergte botst en omhoog gestuwd wordt.
  • Frontale neerslag:
Hier stijgt lucht op door het botsen van koude en warme luchtstromen.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is de invloed van de vijf temperatuurfactoren op de gemiddelde temperatuur en neerslag in een gebied?
Oefenen met het ontstaan van neerslag? 

Opdracht neerslag:
- Bekijk de kaart en de site van de volgende slides. 
 Beschrijf de neerslagverschillen tussen Astoria en Yakima.
- Verklaar de neerslagverschillen tussen Astoria en Yakima. (benoem hierbij welke type neerslag het meest bepalend is).

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Link

Deze slide heeft geen instructies

6. Wat is de invloed van de vijf temperatuurfactoren op de gemiddelde temperatuur en neerslag in een gebied?
Oefenen met het ontstaan van neerslag? 

Opdracht neerslag:
- Bekijk de kaart en de site van de volgende slides. 
- Beschrijf de neerslagverschillen tussen Astoria en Yakima.
- Verklaar de neerslagverschillen tussen Astoria en Yakima. (benoem hierbij welke type neerslag het meest bepalend is).

Antwoorden
Beschrijving: Bij Astoria valt er jaarlijks meer neerslag dan in Yakima.

Verklaring: Dit komt door het ontstaan van stuwingsneerslag bij Astoria.

Astoria ligt dus aan de loefzijde van het gebergte en Yakima aan de lijzijde / regenschaduw van het gebergte.

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maken in online werkboek H1.2 opdr. 2 t/m 4

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies