Bij een tekst zonder interpunctie is de kans aanwezig dat er verwarring ontstaat;
Het zorgt ervoor dat mensen de tekst lezen zoals jij het bedoelt.
Hij zat op haar schoot en rustte uit.
Hij zat op haar, schoot en rustte uit.
Slide 3 - Tekstslide
Een leesteken is eenteken voor het lezen.
.=zin is afgelopen
?= zin is eenvraag
!= zin met nadruklezen
,= pauze
H= beginvan de zin ófnaam
Jan,dit boek is leuk.
Vind jij dat ook,Marie?
Zeker!
Slide 4 - Tekstslide
:dubbele punt:
Na een dubbele punt: kleine letter
Behalve: citaat / naam
Als aankondiging van een opsomming
Dit ga je doen:
1. Je opent de colafles.
2. Je voegt de mentos toe.
Als aankondiging van een uitleg of een voorbeeld.
Je kunt kiezen: je werkt in een groepje van drie of je werkt alleen.
Als aankondiging van een citaat (iets wat iets of iemand zegt).
Carola: ‘Laat mij maar alleen werken, daar houd ik van.’
Slide 5 - Tekstslide
'aanhalingstekens'
Bij een direct citaat
'Gebeurt er nog wat leuks hier?' vroeg mijn vriendin bij de deur.
'Ik wil graag samenwerken,' zei Luuk. 'Maar dan wil ik wel mijn eigen groepje kiezen.'
Als je een letterlijk stukje uit een tekst overneemt
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.'
Als je een woord of zin bijzondere aandacht wilt geven
Hoe spel je 'algoritme'?
Slide 6 - Tekstslide
; puntkomma ;
Als twee zelfstandige zinnen met elkaar samenhangen, kun je een puntkomma gebruiken, maar een punt mag ook.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag; ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
a. Iedereen is welkom op mijn verjaardag. Ik hoop echter dat m'n neef Peter wegblijft.
b. Het vierde jaar ligt achter ons; 2007 is geschiedenis.
Slide 7 - Tekstslide
Hoofdletters
Slide 8 - Tekstslide
Hoofdletters
Slide 9 - Tekstslide
Huiswerk
Huiswerk voor morgen:
§1.9 Spelling
Opdracht 1, 6
§3.9 Spelling
Opdracht 7,8
+
In Teams staat het document 'Werkwoordspelling2'. Maak de twee opdrachten.
Slide 10 - Tekstslide
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
De Volkskrant berichtte: extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.
B
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde'.
C
De Volkskrant berichtte: 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde.'
D
De Volkskrant berichtte, 'Extreem weer is voor de helft het gevolg van de opwarming van de aarde'.
Slide 11 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
Wat betekent de uitdrukking 'baat het niet dan schaadt het niet'?
B
Wat betekent de uitdrukking: baat het niet dan schaadt het niet?
C
Wat betekent de uitdrukking: 'Baat het niet, dan schaadt het niet?'
Slide 12 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
De woordvoerder van de gemeente zei: Duurzaamheid heeft de toekomst!
B
De woordvoerder van de gemeente zei: 'Duurzaamheid heeft de toekomst!'
Slide 13 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
Je kunt kiezen: je doet mee of je krijgt ruzie.
B
Je kunt kiezen, je doet mee of je krijgt ruzie.
Slide 14 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
De training begint altijd zo: inlopen, rekken en wat sprintjes.
B
De training begint altijd zo: inlopen, rekken, en wat sprintjes.
Slide 15 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
Die grote groene sjaal is kwijt!
B
Die grote, groene sjaal is kwijt!
Slide 16 - Quizvraag
Welke schrijfwijze is juist?
Let op de leestekens.
A
Als je dat weggooit is dat slecht voor het milieu.
B
Als je dat weggooit, is dat slecht voor het milieu.
Slide 17 - Quizvraag
Aaneenschrijven van samenstellingen
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
ernaar, daardoor, hierlangs: in principe aan elkaar
maar: los schrijven als vz deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv:
voorlezen => wie leest er voor?
en ook: los schrijven als het vz bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
Hij zat achter in de auto. ('in' hoort bij 'in de auto')
Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Samenstellingen met tussen-n en tussen-s
Tussen-s als je 'm hoort: 'dorpsplein' dus ook 'dorpsstraat'
Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met meervoud op -en: fietsenrek, boekenkast
Geen tussen-n:
als het eerste woord geen meervoud heeft: tarwegras, gerstebier
als het eerste woord een mv heeft op -s of op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem
Slide 22 - Tekstslide
Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)
Geen tussen-n:
als het eerste woord een bijv.nw is met versterkende functie: beregezellig, boordevol
als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel, blindedarm
als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon)
als het een 'versteende samenstelling' is (een samenstelling waarin we de betekenis van de losse onderdelen niet meer herkennen): bakkebaard, bolleboos, dageraad