3V aaneenschrijven taaltoets

Welkom!
Pak je leesboek en ga lezen 
(11 februari boek uit) 






1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je leesboek en ga lezen 
(11 februari boek uit) 






Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel deze week

  • Gezamenlijk boek (in groepjes) lezen
  • Taal: aaneenschrijven 
  • Literaire mindmap 

=> Taaltoets: wwspelling, leestekens, samenstellingen, gramm (hoofd-/bijzinnen, etc.)



     

    Slide 2 - Tekstslide

    Mindmap

    Slide 3 - Tekstslide

    Literaire mindmap 
    • op A3-papier, geschreven en evt. erbij getekend
    • overzichtelijk geheel waarover je boek gaat aan de hand van geleerde literaire begrippen
    • rechts: personages, tijd, ruimte, perspectief, plot
    • links: stijl, motieven (leidmotieven/symbolen en abstracte motieven), thema/hoofdgedachte
    • vertakt: chronologie, open plekken, hamvraag, etc.
    • Zie Teams -> bestanden -> literatuur -> mindmap 

    Slide 4 - Tekstslide

    Stijl

    Slide 5 - Tekstslide

    De arts kwam te laat, omdat hij file had.
    A
    Hoofdzin + bijzin
    B
    Bijzin + hoofdzin

    Slide 6 - Quizvraag

    Onder- en nevenschikking
    1. Hoort bij samengestelde zinnen
    2. Leidt het voegwoord een bijzin in? Dan is deze zin ondergeschikt (aan de hoofdzin)
    3. Voorbeeld 1: De arts kwam te laat, omdat hij file had. 
    4. De arts kwam te laat (HZ), omdat (VW) hij file had (BZ). 
    5. omdat (VW) hij file had (BZ) = ondergeschikt

    Slide 7 - Tekstslide

    De arts kwam te laat, want hij had file en er lag sneeuw op de weg
    A
    HZ+HZ+BZ
    B
    HZ+HZ+HZ
    C
    HZ+BZ+HZ
    D
    BZ+HZ+BZ

    Slide 8 - Quizvraag

    Onder- en nevenschikking (2)

    1. Voorbeeld 2: De arts kwam te laat, want hij had file en er lag sneeuw op de weg. 
    2. De arts kwam te laat (HZ), want (VW) hij had file (HZ) en er lag sneeuw op de weg (HZ). 
    3. want (VW) hij had file (HZ) en er lag sneeuw op de weg (HZ) = nevengeschikt aan de hoofdzin. 
    4. Let op: twee bijzinnen zijn onderling nevengeschikt, maar beide ondergeschikt aan de hoofdzin. 


    Slide 9 - Tekstslide

    Aaneenschrijven van samenstellingen

    Slide 10 - Tekstslide

    Slide 11 - Video

    Er (hier, daar, waar) + voorzetsel
    • ernaar, daardoor, hierlangs: in principe aan elkaar 
    • maar: los schrijven als vz deel is van een splitsbaar werkwoord, bijv: 
    • voorlezen => wie leest er voor
    • en ook: los schrijven als het vz bij een ander zinsdeel hoort, bijv:
    • Hij zat achter in de auto. ('in' hoort bij 'in de auto')
    • Hij zat achterin. ('in' hoort niet bij een ander zinsdeel)

    Slide 12 - Tekstslide

    Slide 13 - Tekstslide

    Leg het boek maar (boven + op)
    A
    bovenop
    B
    boven op

    Slide 14 - Quizvraag

    Spring maar (achter + op) de fiets.
    A
    achterop
    B
    achter op

    Slide 15 - Quizvraag

    Ik denk (hier + over + na).
    A
    hierover na
    B
    hieroverna
    C
    hier overna

    Slide 16 - Quizvraag

    Leg het boek maar (boven + op) de stapel.
    A
    bovenop
    B
    boven op

    Slide 17 - Quizvraag

    Ik loop (er + achter + aan).
    A
    erachter aan
    B
    erachteraan
    C
    er achteraan

    Slide 18 - Quizvraag

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s
    • Tussen-s als je 'm hoort:  'dorpsplein'  dus ook 'dorpsstraat'
    • Tussen-n als het eerste deel van de samenstelling een zn is met meervoud op -en: fietsenrek, boekenkast
    • Geen tussen-n: 
    • als het eerste woord geen meervoud heeft: tarwegras, gerstebier
    • als het eerste woord een mv heeft op -s of op -en én s: gedachte => gedachtes of gedachten => dus: gedachtesprong ziekte=> ziekten of ziektes => dus: ziektekiem

    Slide 19 - Tekstslide

    Samenstellingen met tussen-n en tussen-s (2)

    • Geen tussen-n: 
    • als het eerste woord een bijv.nw is met versterkende functie: beregezellig, boordevol
    • als het eerste deel géén zelfst.nw is: spinnewiel, blindedarm
    • als het iets unieks betreft: zonnestraal (we zien maar één zon)
    • als het een 'versteende samenstelling' is (een samenstelling waarin we de betekenis van de losse onderdelen niet meer herkennen): bakkebaard, bolleboos, dageraad

    Slide 20 - Tekstslide

    omgang + regeling
    A
    omgangregeling
    B
    omgangsregeling

    Slide 21 - Quizvraag

    beroep + speler
    A
    beroepspeler
    B
    beroepsspeler

    Slide 22 - Quizvraag

    protest + stem
    A
    proteststem
    B
    protestsstem

    Slide 23 - Quizvraag

    tarwe + brood
    A
    tarwebrood
    B
    tarwenbrood

    Slide 24 - Quizvraag

    Aap + rots
    A
    apenrots
    B
    aperots

    Slide 25 - Quizvraag

    Aap + trots
    A
    apetrots
    B
    apentrots

    Slide 26 - Quizvraag

    Zelfstandig werken

    1. Talent online: opdracht 3 en 8 van paragraaf 5.9
    2. Oefenen met aan elkaar of los:  https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-er-hier-daar-waar-voorzetsel-s-test-tien-vragen/exam-291068?PHPSESSID=new 
    3. oefenen met samenstellingen: https://www.onlineexambuilder.com/nl/doe-de-meerledigesamenstellingtest-tien-vragen/exam-535216?PHPSESSID=new
    4. oefenen met leestekens: Talent online paragraaf 1.9 opdracht 1 t/m 6 uit de Test jezelf

    Slide 27 - Tekstslide

    Slide 28 - Tekstslide