Argumenteren II

Argumenteren
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
FilosofieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

Onderdelen in deze les

Argumenteren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de volgende keer:
Begin met het schrijven van een betoog.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?

  • Je kent verschillende soorten argumenten.
  • Je kunt een argumentatie opzetten. 
  • Je kunt argumenten verzinnen bij een stelling.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dilemma: Je wast je haren elke dag met mayonaise -OF- je praat altijd door een megafoon
A
Elke dag haren wassen met mayonaise
B
Altijd door een megafoon praten

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je schrijft elke week een uitgebreid verslag naar vrienden -OF- je mag maar 1x per dag de wc doorspoelen.
A
Wekelijks uitgebreid verslag naar vrienden
B
WC niet doorspoelen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een stapel stenen als hoofdkussen -OF- Één keer per dag zit er een dikke larve tussen je eten.
A
Stenen als hoofdkussen
B
Elke dag een larve in je eten

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Alcohol moet verboden worden.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Feitelijk argument
  • Kun je controleren

'In rode wijn zitten stoffen die goed voor je zijn'

Slide 9 - Tekstslide

studenten bedenken feitelijk argument vóór de stelling, bijvoorbeeld: matige drinkers die stoppen hebben betere leverwaarden.

Ervaringsargument
  • echte ervaring, beleving van schrijver

'Ik ben socialer als ik een of twee glazen alcohol op heb'

Slide 10 - Tekstslide

vb ervaringsargument voor: 
'Ik ben brak na avond doorzakken'
'mijn oom was alcoholist, die heeft zich doodgedronken'
Gezagsargument
  • Iemand die autoriteit is als argument gebruiken

'Matig alcoholgebruik van 1 glas per dag lijkt de kans op bepaalde chronische ziekten te verkleinen' staat op de site van het voedingscentrum.

Slide 11 - Tekstslide

'lijkt de kans op' is niet heel erg stellig. Daarna staat op de site: Meer drinken dan 1 glas per dag geeft alleen maar negatieve gezondheidseffecten. 
Nut of (on)gewenst gevolg
  • Gevolg of nut uitleggen met argument

'Alcoholgebruik is goed voor de economie'

Slide 12 - Tekstslide

'alcoholgebruik levert binnen gezinnen veel ellende op' 'alcoholgebruik zorgt voor meer ziekten en dat kost geld'
Veronderstelling/vermoeden
  • Gebaseerd op wat er zou gebeuren als...

'Als alcohol verboden zou worden, zou iedereen thuis gaan stoken.'
'Één glaasje per dag kan toch geen kwaad?

Slide 13 - Tekstslide

'Als alcohol verboden wordt, hoef je minder agenten in te zetten op stapavonden'
Vergelijkingsargument
  • Vergelijking op basis van feiten

'Alcoholgebruik is minder verslavend dan GHB'

Slide 14 - Tekstslide

'Er gaan meer mensen dood aan alcohol dan aan harddrugs'
Emotioneel argument
  • Gebaseerd op gevoel of intuïtie

'Je mag helemaal niks meer tegenwoordig'

Slide 15 - Tekstslide

'Je wilt toch geen mensen die drinken en die vervolgens kinderen doodrijden '
Moreel argument
  • Gebaseerd op persoonlijke levensovertuiging/ideaal

'Leef alsof het je laatste dag is'

Slide 16 - Tekstslide

Moslims mogen van hun geloof geen alcohol drinken.
Soorten argumenten
  • feitelijk argument: kun je controleren
  • ervaringsargument: echte ervaring, beleving van schrijver
  • gezagsargument: iemand die autoriteit is als argument gebruiken
  • nut of (on)gewenst gevolg: gevolg of nut uitleggen met argument
  • veronderstelling/vermoeden: gebaseerd op alg. aanvaarde opvattingen
  • vergelijkingsargument: vergelijking op basis van feiten
  • emotioneel argument: gebaseerd op gevoel of intuïtie
  • moreel argument: gebaseerd op persoonlijke levensovertuiging/ideaal

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Trucjes voor argumenten
Feiten geven uit onderzoeken. 
Deskundigheid van jezelf of iemand anders noemen.  
Inspelen op de gevoelens van iemand anders. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk 1 argument tegen de
stelling: OV moet gratis worden.
timer
2:00

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedenk 1 argument vóór de
stelling: OV moet gratis worden.
timer
2:00

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

3 vormen van argumenteren
  1. Enkelvoudige argumentatie
  2. Meervoudige argumentatie
  3. Onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoudige argumentatie




Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudige Argumentatie




  • Je gebruikt meer dan één argument. 
  • Ieder argument  staat los van de andere argumenten. 
  • De sterkste argumentatiestructuur.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderschikkende argumentatie





Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Standpunt
Argument 1
Argument 2
Ondergeschikt argument
Ik ben op wereldreis.
Ze hebben allemaal hun eigen belangen voorop staan.
Politici zijn niet te vertrouwen.
Ik ga
  niet meer stemmen.

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tegenargumenten en weerleggingen
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt; met een weerlegging ontkracht je een argument.

Voorbeelden:
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument). 
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 


Ik wil niet meer naar Italië op vakantie (standpunt), want je kunt er in restaurants nauwelijks vegetarische gerechten krijgen (argument).
Wat een onzin: de Italiaanse keuken is juist beroemd om zijn groente- en kaasschotels (weerlegging).

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw betoog
Titel
Inleiding
Actueel voorbeeld
Stelling
Leg je standpunt uit
Argument 1
Argument voor 1 + voorbeeld
Argument 2
Argument voor 2 + voorbeeld
Tegenargument
Tegenargument + weerlegging 
Slot
Standpunt+terugblik+uitsmijter

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld van een bouwplan voor een betoog
Alinea 1: inleiding
De broer van een kroongetuige is vermoord (actueel voorbeeld).
Alinea 2: Stelling
Drugs moet gelegaliseerd worden.
Alinea 3: Argument 1 + voorbeeld
Drugs zorgt voor veel criminaliteit. Bijvoorbeeld jonge koeriers.
Alinea 4: Argument 2 + voorbeeld
Drugs zorgen voor milieuvervuiling, zoals dumpingen in de bossen.
Alinea 5: Tegenargument + weerlegging
Meer mensen gaan drugs gebruiken, maar dat is niet zo, je kunt het nu ook makkelijk kopen.
Alinea 6: Standpunt herhalen + terugblik + uitsmijter
Ik ben voor de legalisatie van drugs, omdat het nu zorgt voor ellende in de samenleving. (...) Drugscriminelen kun ja namelijk vooral hard aanpakken door te zorgen dat niemand ze nog nodig heeft. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stellingen:
  • Het OV moet gratis worden.
  • Een corona-app moet verplicht worden, ook al is het privacy-gevoelig
  • Programma's als 'Ex on the beach' en 'Temptation Island' moeten verboden worden.

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voor de volgende keer:
Begin met het schrijven van een betoog.
Vul je schrijfschema in. 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pesten moet strafbaar worden
Maak aantekeningen:
- Met welke woorden maken ze het standpunt duidelijk?
- Met welke woorden of zinnen reageren ze op elkaar?
- Hebben ze een slotzin?
- Hoe maken ze contact met het publiek?


Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt,, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Argumentatieleer


De argumentatieleer is een onderdeel van de retorica (welsprekendheid): op
diens beurt een onderdeel van de logica, die weer valt onder de filosofie.


Argumentatieleer
houdt zich bezig met de vraag op grond waarvan bepaalde redeneringen
geaccepteerd dan wel verworpen moeten of kunnen worden.




Een
argumentatie is dus een al dan niet geldige, acceptabele  rechtvaardiging van een bewering.





Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Video

Deze slide heeft geen instructies



Voorbeelden van drogredenen (sofismen)
-
ad
homium ("op de man gespeeld"):
Van inhoudelijke argumentatie wordt overgesprongen naar een op persoon gericht
argument: met name op belangen van persoon. Deze vorm komt in de politiek veel
voor zoals: 'die partij verkondigt dat standpunt wel maar het gaat ze alleen om
het trekken van meer stemmen.'



- ad
populum ("gebaseerd op het
volk") 'de meerderheid is er voor dus het zal wel juist zijn'.


Een
cirkelredenering (
petitio principii) is evenmin een argumentatie zoals
ook blijkt uit een eenvoudig voorbeeld zoals "deze fiets is van mij want
het is mijn fiets" In een langer betoog kan de cirkel structuur soms
minder duidelijk zijn. In feit is een cirkel redenering hetzelfde in andere
woorden herhalen. Ook hier zien we dat het woord "want" ongepast is
maar bijvoorbeeld een uitdrukking 
"met andere woorden" gebruikt moet worden.


Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies



1. Beroep op autoriteit (appeal to
authority)

2. Cirkelredenering (circulair reasoning)

3. Op de man spelen (ad hominem of
persoonsgebonden argumenten)



4. Een negatieve associatie (negative association)



5. Bepaald taalgebuik of eufemisme (eufemism)



6. Ongegronde generalisering (unfounded generalization)



7. Normen ontlenen aan feiten (is ought
fallacy)



8. Onjuiste oorzaak (fallacy of false cause)



Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies