1. Beroep op autoriteit (appeal to
authority)
2. Cirkelredenering (circulair reasoning)
3. Op de man spelen (ad hominem of
persoonsgebonden argumenten)
4. Een negatieve associatie (negative association)
5. Bepaald taalgebuik of eufemisme (eufemism)
6. Ongegronde generalisering (unfounded generalization)
7. Normen ontlenen aan feiten (is ought
fallacy)
8. Onjuiste oorzaak (fallacy of false cause)