Quiz alle doelgroepen Ontwikkelingspsychologie
1 / 23
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Hoeveel ontwikkelingsfasen kent de mens?
A
9
B
7
C
5
D
10
Slide 3 - Quizvraag
Wat is er WAAR over de ontwikkeling van de motoriek?
A
De grove motoriek ontwikkelt zich eerder dan de fijne motoriek
B
De fijne motoriek ontwikkelt zich eerder dan de grove motoriek
C
Alle kinderen ontwikkelen zich op het gebied van motoriek even snel
D
Grove motoriek gaat om bewegingen van de handen en vingers
Slide 4 - Quizvraag
Wat is grove motoriek?
A
tekenen
B
schrijven
C
rennen
D
knippen
Slide 5 - Quizvraag
Welke factor kan een ontwikkeling bepalen?
A
Eenmalig een lolly aan een kind geven
B
Tijdens je zwangerschap avondje op harde muziek dansen
C
regelmatig agressie tijdens de opvoeding
D
A,B en C
Slide 6 - Quizvraag
Als je denkt aan het antwoord va je vorige vraag, om welke factor van de ontwikkeling gaat het?
A
Ontwikkelingsfactor
B
interne factor
C
externe factor
D
zelfbepaling factor
Slide 7 - Quizvraag
Een ontwikkelingsachterstand.....
A
Heb je voor de rest van je leven
B
Groei je vanzelf overheen
C
Is met ondersteuning in te halen
Slide 8 - Quizvraag
Wat hoort niet bij empathisch vermogen?
A
Inleven in anderen
B
begrijpen hoe een ander zich voelt
C
bewust zijn van eigen gedrag
D
elkaar met rust laten
Slide 9 - Quizvraag
Wat is GEEN voorwaarde voor veilige hechting?
A
Beperkt aantal opvoeders
B
Sprake van responsief gedrag
C
Voorspelbaar reageren
D
Borstvoeding geven
Slide 10 - Quizvraag
Wat hoort er NIET bij het emotionele ontwikkelingsaspect?
A
Ontwikkeling van gevoelens van (basis)vertrouwen en veiligheid
B
Ontwikkeling van het uiten van emoties
C
Ontwikkeling van het zelfbeeld
D
Ontwikkeling van het benoemen van emoties
Slide 11 - Quizvraag
Wat is wel een kenmerk van de doelgroep baby?
A
Zindelijk worden
B
Brabbelen en éénwoordzinnen
C
Klimmen
D
Logisch nadenken
Slide 12 - Quizvraag
Baby's maken eerst nog geen bewuste gerichte bewegingen maar handelen vanuit reflex (bijv. grijpreflex en zuigreflex)
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
Wat is NIET WAAR over reflexen bij de baby?
A
De zuigreflex helpt de baby om voldoende voeding binnen te krijgen.
B
De loopreflex gaat pas weg als de baby zelf bewust leert lopen.
C
De grijpreflex helpt de baby dingen vast te pakken.
D
De mororeflex helpt de baby om niet te vallen.
Slide 14 - Quizvraag
De peuterfase kenmerkt zich door:
A
Koppigheid en ik-besef
B
Lengtegroei
C
De ontwikkeling van de fijne motoriek
D
Samen delen en spelen
Slide 15 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met 'exploratiedrang' bij de peuter?
Slide 16 - Open vraag
Een peuter kan zich al goed in een ander verplaatsen, een peuter heeft empathie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 17 - Quizvraag
Een peuter is meestal al helemaal zindelijk
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quizvraag
In de kleutertijd ontwikkelen kinderen hun handvoorkeur
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quizvraag
Hoe komt het dat kleuters soms jokken?
A
Ze zijn heel stout
B
Ze hebben een grote fantasie
C
Ze kunnen nog niet zo goed praten
D
Ze willen niet gestraft worden
Slide 20 - Quizvraag
Kleuters sluiten hun eerste vriendschappen, ontwikkelen zelfbeeld en een innerlijk geweten
A
Alleen vriendschappen
B
Alleen zelfbeeld en innerlijk geweten
C
Ontwikkelen alle drie
D
Alleen het innerlijk geweten
Slide 21 - Quizvraag
Voeding heeft niet alleen invloed op het lichaam maar ook op de cognitieve ontwikkeling van kinderen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent obesitas en wat zijn de gevolgen hiervan voor een schoolkind?
