4.2 Bloedsomloop

4.2 De bloedsomloop
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4.2 De bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Deze les bestaat uit:

Deze les bestaat uit:
Terugblik op vorige les (gele slides)
Uitleg nieuwe stof (witte slides)
Afsluitquizje (blauw)
Slide met opdracht (groen)


Door op deze rode bolletjes met vraagtekens te klikken opent er zich een venstertje met ietsjes meer uitleg. 
En klik hier op om te zien wat er dan gebeurt!
Op sommige afbeeldingen kun je klikken om in te zoomen. Zoals deze. Probeer maar.  

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik!

Slide 3 - Tekstslide

uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 4 - Quizvraag

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 5 - Quizvraag

nr 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 6 - Sleepvraag

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 7 - Quizvraag

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 10 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
Met vaste vorm wordt iets wat altijd dezelfde vorm heeft bedoeld. Iets wat geen vaste vorm heeft kan zijn vorm dus veranderen
(Klik op het rode vraagtekentje voor extra uitleg)
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen

Slide 12 - Quizvraag

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 13 - Quizvraag

Doel van de les
  • 2 Je kunt drie typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.
  • 3 Je kunt in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
  • 4 Je kunt de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies.

Slide 14 - Tekstslide

Bloedvatenstelsel
Bestaat uit:
  • hart
  • bloedvaten
De weg die het bloed aflegt in het lichaam noemen we bloedsomloop

Slide 15 - Tekstslide

Rode en blauwe bloedvaten
In tekeningen van bloedvaten zie je meestal rode en blauwe bloedvaten, zoals in de afbeelding. Rood betekent dat het bloed in de bloedvaten veel zuurstof bevat. Blauw betekent dat het bloed weinig zuurstof bevat. In werkelijkheid is al je bloed rood. Zuurstofrijk bloed is helderrood en zuurstofarm bloed is donkerrood.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Bloedsomloop gaat door ons hele lichaam. Brengt zuurstof en voedingsstoffen. Haalt CO2 op.

Slide 18 - Tekstslide

Bloedvaten
3 type bloedvaten
Slagaders: Stromen van het hart af
Aders: Stromen naar het hart toe
Haarvaten: bloedvaten met de aller dunste wand (één laag cellen). 
1 = hart
2 = haarvat
3 = slagader
4 = ader

Slide 19 - Tekstslide




Dikke, gespierde wand.
Stug
Hoge bloeddruk


Dunne wand
Flexibel 
Bevatten kleppen
Lage bloeddruk

 

Aders
Slagaders

Slide 20 - Tekstslide

dunste wand
dikste wand

Slide 21 - Tekstslide

Namen van bloedvaten
Slagaders: krijgen de naam van het orgaan waar ze naar toe stromen. bv. nierslagader. Over het algemeen rood getekend. 
Aders: krijgen de naam van het orgaan waar ze vanaf stromen. bv. nierader. Over het algemeen blauw getekend. 
LET OP: ER ZIJN UITZONDERINGEN!!!

Slide 22 - Tekstslide

Uitzondering 1
Poortader:  Vervoert bloed van de darmwand naar de lever. Het bloed in de poortader bevat weinig zuurstof, want de zuurstof is in de darmwand gebruikt voor de verbranding. Na een maaltijd bevat het bloed in de poortader veel voedingsstoffen. Die zijn via de darmwand in het bloed opgenomen. De poortader vervoert de voedingsstoffen naar de lever.
Dus de lever heeft twee bloedvaten die bloed aanvoeren: de leverslagader en de lever poortader. 

Slide 23 - Tekstslide

Uitzondering 2
De bloedvaten van en naar het hart hebben andere namen: onderste holle ader, bovenste holle ader en aorta.

Aorta: grootste slagader van het lichaam. 
Komt direct uit het hart. 
Alle andere slagaders vertakken uit de aorta. 
 

Slide 24 - Tekstslide

Uitzondering 3
Holle Ader
Bovenste en onderste
Verzamelt al het zuurstofarme bloed uit de boven (de bovenste holle ader) en onderkant (de onderste holle ader) van het lichaam en stroomt terug het hart in. 
Bovenste holle ader
Onderste holle ader
Aorta

Slide 25 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
  • gaat 2x door het hart
  • rechterkant is zuurstofarm
  • linkerkant is zuurstofrijk

Slide 26 - Tekstslide

Kleine Bloedsomloop
Kleine bloedsomloop gaat van hart naar de longen, en van de longen weer naar het hart. Het bloed brengt CO2 weg en haalt zuurstof op

Slide 27 - Tekstslide

Grote bloedsomloop
Grote bloedsomloop gaat van het linker helft van het hart naar alle organen van het lichaam om zuurstof weg te brengen en CO2 op te halen. Vanuit de organen stroomt het weer naar de rechterhelft van het hart.

Slide 28 - Tekstslide

jullie zien de bolletjes van paars (zonder zuurstof) naar rood (met zuurstof) veranderen.
Longen
hart
 Rest  lichaam
linker hart
rechter hart
In de grote bloedsomloop worden zuurstof en voedingstoffen afgegeven aan de cellen. Koolstofdioxide en andere afvalstoffen worden door de cellen afgegeven aan het bloed. 
Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Daarom noem je de bloedsomloop bij mensen een dubbele bloedsomloop.

Slide 29 - Tekstslide

Slagaders
  • dikke, elastische wand
  • bloed stroomt van het hart weg
  • bloeddruk is hoog (druk van het bloed op de wanden van de bloedvaten).
  • liggen diep in het lichaam
  • meestal zuurstofrijk bloed  (behalve longslagader!)

Slide 30 - Tekstslide

0

Slide 31 - Video

 Haarvaten
Slagader vertakt zich ontzetten veel. 
Totdat er een netwerk ontstaat van zeer kleine bloedvaatjes. 
De allerkleinste zijn geen slagaders, en ook geen aders, het zijn haarvaten

Slide 32 - Tekstslide

Haarvaten
Gezamenlijke lengte van de haarvaten van één persoon is 80.000 km (2 x de aarde rond). 
Slagaders en aders 'slechts' 250 km. (Nijmegen-Luxemburg). 

Slide 33 - Tekstslide

 Haarvaten
In de haarvaten is waar zuurstof en voedingstoffen naar de cellen kan gaan en koolstofdioxide en afvalstoffen het bloed in komt. Dit kan omdat de wand maar één cellaag dik is. 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Aders
  • Haarvaten komen weer samen in de Aders. 
  • bloed stroomt van organen naar het hart toe
  • Wand dun en minder elastisch
  • bloeddruk laag
  • geen hartslag te voelen
  • op veel plaatsen kleppen
  • meestal zuurstofarm  (behalve longader!)

Slide 36 - Tekstslide

Kleppen
Het hart zuigt het bloed uit de aders terug. Veel aders bevatten kleppen, vooral de aders in armen en benen. Deze kleppen laten het bloed maar in één richting door (zie afbeelding). Zo helpen de kleppen mee om het bloed terug te voeren naar het hart. Ze voorkomen dat het bloed door de zwaartekracht terugstroomt naar de organen.

Slide 37 - Tekstslide

0

Slide 38 - Video

Aan het werk! BIOLOGIE VOOR JOU!
Wat? 4.2 De bloedsomloop- opdrachten 1 t/m 10.
Opdracht 1 en 4 maak je in je mapje. 
Waar? In je online boek

Klaar? Test jezelf. 
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

Slide 39 - Tekstslide

Zin in een quizje???

Slide 40 - Tekstslide

Hoort het hart bij het bloedvatenstelsel?
A
ja
B
nee

Slide 41 - Quizvraag

De kleine bloedsomloop gaat naar.....
A
alle organen van het lichaam
B
de longen

Slide 42 - Quizvraag

Bij een dubbele bloedsomloop gaat het bloed.......
A
2x door de longen
B
2x door het hart
C
2x door alle organen

Slide 43 - Quizvraag

Welke kant van het hart en de bloedsomloop is zuurstofrijk?
A
rechterkant
B
linkerkant
C
allebei de kanten
D

Slide 44 - Quizvraag


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 45 - Quizvraag

Wat vind je nog moeilijk? Waar heb je meer uitleg bij nodig?

Slide 46 - Open vraag

Wat vond je van deze les? Wat zou je anders willen? Wat moet zo blijven?

Slide 47 - Open vraag