Zelfstandige naamwoorden kun je vaak (maar niet altijd!):
• in het meervoud zetten: schilderij – schilderijen
• verkleinen: schilderij – schilderijtje
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht
Schrijf bij jouw foto minimaal 12 zelfstandig naamwoorden
Probeer uit iedere categorie 2 woorden op te schrijven.
mensen
dieren
planten
dingen
namen
begrippen
Slide 8 - Tekstslide
Aan het werk
Log in: Talent online
Maak opdracht: H2.7 5, 6, 7
Maak daarna jouw winkelhaakgedicht af.
Let op: de eerste zin is 8 a 10 woorden.
Slide 9 - Tekstslide
werkwoorden
Een werkwoord is een doe-woord. Het zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt. Werkwoorden zijn bijvoorbeeld: kiezen, staan, moeten, opruimen, hebben. Deze vorm noemen we het hele werkwoord.
In een zin kan de vorm van het werkwoord veranderen.
• hele werkwoord: kiezen
• vormen van het werkwoord: kies, kiest, koos, kozen, gekozen
Slide 10 - Tekstslide
Lidwoord - H2.7
Slide 11 - Tekstslide
Samen oefenen
H2.7 - opdracht 5
4 minuten
Slide 12 - Tekstslide
Zelfstandig werken
H2.7 - opdracht 6 t/m 10
Klaar?
Nakijken met een andere kleur.
Zet een krul of verbeter je antwoord.
Slide 13 - Tekstslide
Woordslinger
• De eerste noemt een zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld fiets. Controleer samen of dit echt een zelfstandig naamwoord is.
• De volgende noemt een ander zelfstandig naamwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord, bijvoorbeeld snoep (fiets – snoep).
• De volgende maakt weer een nieuw zelfstandig naamwoord met de laatste letter van het laatste woord, bijvoorbeeld poster. Ga zo verder.
• Als iemand een woord noemt dat géén zelfstandig naamwoord is, is hij af. De groep gaat dan verder. Wie blijft er als laatste over?
Slide 14 - Tekstslide
Leerlingen klas 1C
Benjamin, Lauren, Julia, Iris, May, Tishano, Sem, Owen, Maxime, Luuk, Anne, Sterre, Bram, Gijs, Diek, Senna, Bas, Marjanne, Aaliyah