Être

  • Voca
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

  • Voca

Slide 1 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord être.

Slide 2 - Tekstslide

être
=
  zijn



Sleep de juiste vorm van être naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
sommes
sont
suis
êtes
es
est

Slide 3 - Sleepvraag

Être = zijn
je suis = ik ben
tu es = jij bent
il est = hij is
elle est = zij is
on est = men is, wij zijn
nous sommes = wij zijn
vous êtes = jullie zijn, u bent
ils/elles sont = zij zijn

Slide 4 - Tekstslide

Être - Attention!
Hij is gelukkig. = Il est heureux.
Yves is gelukkig. = Yves est heureux.

Zij zijn gelukkig. = Ils sont heureux.
Mara et Thom zijn gelukkig. = Mara et Thom sont heureux.

Wij zijn vriendinnen. = Nous sommes amies.
Joyce en ik zijn vriendinnen. = Joyce et moi sommes amies.

Slide 5 - Tekstslide

La roue
Vervoeg het werkwoord être.

Slide 6 - Tekstslide

Elle ... une fille.
A
es
B
est

Slide 7 - Quizvraag

Je ... Pierre.
A
suis
B
sont

Slide 8 - Quizvraag

Nous ... à l'école.
A
sommes
B
êtes

Slide 9 - Quizvraag

Maxime et Claire ... des amies.
A
sont
B
est

Slide 10 - Quizvraag

Vous ... français?

Slide 11 - Open vraag

Tu ... mon ami.

Slide 12 - Open vraag

Non, je ... néerlandais.

Slide 13 - Open vraag

Pierre ... grand.

Slide 14 - Open vraag

Être
Ander werkwoord
Je suis française
Il est espagnol
Tu es néerlandais.
Elle va à l'école.
Je m'appelle.
Vous êtes anglaise
Paul sort le samedi.

Slide 15 - Sleepvraag

merci
A
dankjewel
B
alsjeblieft

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal: Hij is een jongen.

Slide 17 - Open vraag

Vertaal: Ik woon in Veldhoven.

Slide 18 - Open vraag

l'amie
A
de vriend
B
de vriendin

Slide 19 - Quizvraag

oui
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

mon frère
A
mijn broer
B
mijn zus

Slide 21 - Quizvraag

mogelijk
A
possible
B
comment
C
comme
D
merci

Slide 22 - Quizvraag

Vertaal: Hoe gaat het?

Slide 23 - Open vraag

Vertaal: Dat is een meisje.

Slide 24 - Open vraag

Vertaal: Hoi, hoe gaat het?

Slide 25 - Open vraag

Hoe goed vond je dit gaan?
Geef jezelf een cijfer van 1-10.

Slide 26 - Open vraag