In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Lezen 2
Tekstdoelen, tekstsoorten & opbouw tekst
Slide 1 - Tekstslide
Wat leer je in deze Lessonup:
Kennis ophalen van de vorige Lessonup
Uitleg over de indeling van teksten
Slide 2 - Tekstslide
Vorige keer:
Onderwerp & hoofdgedachte
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Weet je het nog?
Slide 3 - Tekstslide
Reclamefolder in de brievenbus.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen
Slide 4 - Quizvraag
Nieuwsartikel over de aanslag in Rusland.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen
Slide 5 - Quizvraag
Flyer voor een feestje.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen
Slide 6 - Quizvraag
Je schrijft een brief aan je docent waarom jij vrijstellingen mag krijgen en geeft drie redenen aan.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen
Slide 7 - Quizvraag
Indeling tekst: titel
De titel verraadt al veel
Het trekt de aandacht; ga je de tekst lezen of niet?
De titel noemt vaak al het onderwerp
Slide 8 - Tekstslide
Indeling tekst: inleiding
Eerste deel van de tekst
Het onderwerp wordt geïntroduceerd
Vanaf de eerste zinnen weet je waarover de tekst gaat
Bestaat meestal uit één alinea
Wordt ook introductie of lead genoemd.
Slide 9 - Tekstslide
Indeling tekst: middenstuk
De verschillende kanten van een onderwerp komen aan de orde.
Dit gebeurt met behulp van deelonderwerpen.
Bijvoorbeeld: een tekst over phishing.
Deelonderwerpen kunnen dan zijn: gevaarlijke e-mails, criminaliteit, financiële schade, aangifte doen bij de politie, etc.
Slide 10 - Tekstslide
Wat is een deelonderwerp?
A
Verschillende dingen die over het onderwerp verteld worden.
B
Als er 2 onderwerpen in een tekst zitten.
C
Als de tekst niet echt een onderwerp heeft.
D
Een ander woord voor onderwerp.
Slide 11 - Quizvraag
Indeling tekst: slot
Laatste alinea van een tekst.
Het belangrijkste uit de tekst wordt nog eens herhaald of samengevat.
Staat vaak de hoofdgedachte in.
Slide 12 - Tekstslide
Waar vind je de deelonderwerpen in een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot
Slide 13 - Quizvraag
Indeling tekst: deelonderwerp
Examenvraag: welk deelonderwerp hoort bij deze alinea?
In enkele woorden het onderwerp van de alinea.
Slide 14 - Tekstslide
In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot
Slide 15 - Quizvraag
Inleiding
Middenstuk
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt
Een conclusie
Slide 16 - Sleepvraag
Slide 17 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van deze tekst?
Slide 18 - Tekstslide
Wat is de juiste volgorde van de tekst?
A
A-B-C-D
B
B-C-D-A
C
D-A-C-B
D
C-D-A-B
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
1. Wat is de functie van de lead? In de lead geeft de schrijver …
A
De aanleiding voor het schrijven van het artikel.
B
Een anekdote over het onderwerp van het artikel.
C
Een samenvatting van het artikel.
D
Een voorbeeld dat in het artikel wordt toegelicht.
Slide 21 - Quizvraag
In alinea 2 staat: ‘Pleister op de wonde is dat de boetes in het buitenland vaak lager zijn dan hier.’ Waardoor kun je ‘pleister op de wonde’ vervangen in deze zin?
A
Wat het heel duur maakt
B
Wat het heel pijnlijk maakt.
C
Wat het minder erg maakt
D
Wat het minder makkleijk maakt.
Slide 22 - Quizvraag
3. Welk tussenkopje past het beste boven alinea 5 en 6?
A
Drinken in Europa
B
Rijden onder invloed
C
Toegestane hoeveelheid alcohol
D
Verplichte alcoholtest
Slide 23 - Quizvraag
4. Jan is op vakantie in Denemarken. Bij een alcoholcontrole heeft Jan meer dan het toegestane promillage in zijn bloed. Waarop baseert de Deense politie de hoogte van de boete die Jan moet betalen?
A
Op de hoogte van Nederlandse boetes
B
Op het bedrag dat Jan als zijn maandsalaris opgeeft.
C
Op het bedrag dat Jan voor de boete wil betalen.
Slide 24 - Quizvraag
5. Wat is het belangrijkste doel van de schrijver van deze tekst?
A
Hij wil de lezer ervan overtuigen dat Nederland de hoogste verkeersboetes van Europa heeft.
B
Hij wil de lezer informeren over de hoogte van verkeersboetes in verschillende Europese landen.
C
Hij wil de lezer instrueren hoe hij met verkeersboetes in Europa om kan gaan.
D
Hij wil de lezer waarschuwen dat Nederland kentekengegevens uitwisselt met vakantielanden.
Slide 25 - Quizvraag
Controle voor jezelf:
Je weet nu dat teksten een vaste indeling hebben.
Je herkent de verschillende tekstonderdelen
Slide 26 - Tekstslide
Als je nu klaar bent, dan heb je een pauze verdiend. y
Na de pauze een gezamenlijke opdracht voor Nederlands.
Slide 27 - Tekstslide
Als je NU Nederlands 3e editie gebruikt:
De opdrachten:
Als je alles hebt begrepen ga je zelfstandig aan de slag met de opdrachten in NU Nederlands: