Tekststructuren H1 - Probleem/oplossing, Vraag-antwoord, verleden/heden H3

Lezen
Doel: 
je weet wat het onderwerp van een tekst is
je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is
je weet wat deelonderwerpen zijn
je kent vijf verschillende tekstdoelen
je kent de verschillende tekststructuren en je kunt deze herkennen in verschillende teksten
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen
Doel: 
je weet wat het onderwerp van een tekst is
je weet wat de hoofdgedachte van een tekst is
je weet wat deelonderwerpen zijn
je kent vijf verschillende tekstdoelen
je kent de verschillende tekststructuren en je kunt deze herkennen in verschillende teksten

Slide 1 - Tekstslide

onderwerp
Beantwoord de vraag: "Waar gaat deze tekst  over?" Geef een antwoord in één of twee woorden. 

Slide 2 - Tekstslide

Onderwerp van een tekst?
Lees de titel.
Lees de tussenkopjes. 
Kijk naar de plaatjes.

Slide 3 - Tekstslide

titel
De titel verraadt al veel.
Het trekt de aandacht; ( het maakt nieuwsgierig) ga je de tekst lezen of niet?
De titel noemt vaak al het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

hoofdgedachte
Geef een samenvatting van de tekst in één zin en noem ook het onderwerp in die zin.  Je vindt de hoofdgedachte vaak in de eerste en in de laatste alinea. 

Slide 5 - Tekstslide

deelonderwerp 
Iedere alinea behandelt een ander deelonderwerp. Een deelonderwerp is dus eigenlijk het onderwerp van een alinea. 

Slide 6 - Tekstslide

deelonderwerp 
Iedere alinea behandelt een ander deelonderwerp. Een deelonderwerp is dus eigenlijk het onderwerp van een alinea. 

Slide 7 - Tekstslide

Uit welke drie delen bestaat een tekst (of presentatie) meestal?

Slide 8 - Woordweb

 een inleiding: in de inleiding wordt meestal het onderwerp geïntroduceerd en in het 
een middenstuk worden de deelonderwerpen uitgewerkt
en in het slot krijg je meestal een samenvatting of conclusie.

Slide 9 - Tekstslide

Indeling tekst: inleiding
Eerste deel van de tekst (lead) 
Het onderwerp wordt geïntroduceerd
Vanaf de eerste zinnen weet je waarover de tekst gaat
Bestaat meestal uit één alinea

Slide 10 - Tekstslide

functie inleiding
Of het onderwerp introduceren
of alvast een samenvatting geven van de tekst
of alvast de indeling van de tekst duidelijk maken
of een anekdote vertellen om zo het onderwerp te presenteren 

Slide 11 - Tekstslide

Indeling tekst: middenstuk
De verschillende kanten van een onderwerp komen aan de orde
Dit gebeurt met behulp van deelonderwerpen
Bijvoorbeeld: een tekst over phishing
Deelonderwerpen kunnen dan zijn: gevaarlijke e-mails, criminaliteit, financiële schade, aangifte doen bij de politie, etc.

Slide 12 - Tekstslide

Indeling tekst: slot
Laatste alinea van een tekst
Het belangrijkste uit de tekst wordt nog eens herhaald of samengevat of er wordt een conclusie gegeven. 

Slide 13 - Tekstslide

In welk deel van de tekst maak je kennis met het onderwerp?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Verschillende dingen die over het onderwerp verteld worden.
B
Als er 2 onderwerpen in een tekst zitten.
C
Als de tekst niet echt een onderwerp heeft.
D
Een ander woord voor onderwerp.

Slide 16 - Quizvraag

Kan dit een hoofdgedachte zijn?
"Het onderwijs in Nederland"
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quizvraag

Kunnen twee teksten over hetzelfde onderwerp een andere hoofdgedachte hebben?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Kan dit een hoofdgedachte zijn?
Moet het onderwijs veranderen?
A
ja
B
nee

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een deelonderwerp?
A
Verschillende dingen die over het onderwerp verteld worden.
B
Als er 2 onderwerpen in een tekst zitten.
C
Als de tekst niet echt een onderwerp heeft.
D
Een ander woord voor onderwerp.

Slide 20 - Quizvraag

Waar vind je de deelonderwerpen in een tekst?
A
Inleiding
B
Middenstuk
C
Slot

Slide 21 - Quizvraag

Wat kan het doel zijn van de schrijver van een tekst?

Slide 22 - Woordweb

tekstdoelen
Informeren - feiten- krantenartikel
overhalen/ activeren- gebiedende wijs - reclame
instrueren-stappenplan-handleiding
overtuigen/ betogen- mening/argument- betoog

Slide 23 - Tekstslide

tekstdoelen
vermaken/amuseren- emoties- gedicht


Slide 24 - Tekstslide

Advertentie op Instagram.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 25 - Quizvraag

Nieuwsartikel over de toeslagenaffaire.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 26 - Quizvraag

Uitnodiging voor een examenfeestje.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 27 - Quizvraag

Je schrijft een brief aan de gemeente over de overlast van hangjongeren in jouw straat. Je wilt dat daar tegen opgetreden wordt.
A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen
D
overhalen

Slide 28 - Quizvraag

In een tekst met als doel 'overhalen', staan vooral.....
A
feiten
B
doe-woordjes: zoals "Pak je kans en vul het formulier in."
C
meningen en argumenten
D
plaatjes om te verduidelijken

Slide 29 - Quizvraag

In een tekst met als doel 'overtuigen', staan vooral.....
A
feiten
B
doe-woordjes: zoals "Pak je kans en vul het formulier in."
C
meningen en argumenten
D
plaatjes om te verduidelijken

Slide 30 - Quizvraag


A

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Tekststructuren
Probleem-oplossingsstructuur
Verklaringsstructuur
Verleden-heden-toekomststructuur
argumentatiestructuur
aspectenstructuur
voor- en nadelen structuur
vraag-antwoordstructuur

Slide 33 - Tekstslide

probleem-oplossingsstructuur
inleiding:  probleem (+gevolgen)
middenstuk: gevolgen 
( Waardoor is het een probleem? Wat merk je ervan?) 
oplossingen
slot: beste oplossing 

Slide 34 - Tekstslide

verklaringsstructuur
inleiding: verschijnsel
middenstuk: kenmerken en voorbeelden
verklaring(en)+ oorzaak/oorzaken/ reden(en) 
slot: samenvatting of conclusie

Slide 35 - Tekstslide

verleden-heden (-toekomst) structuur
inleiding: introductie onderwerp
middenstuk: situatie vroeger/ situatie nu/ ontwikkeling van vroeger naar nu 
slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst

Slide 36 - Tekstslide

argumentatiestructuur
inleiding: stelling/ standpunt (eventueel als vraag)
middenstuk: argumenten voor de stelling
tegenargumenten en weerlegging 
slot: herhaling stelling (of beantwoording vraag) 

Slide 37 - Tekstslide

aspectenstructuur
inleiding: onderwerp
middenstuk: diverse aspecten van het onderwerp/ verschillende kanten van het onderwerp worden belicht
slot: samenvatting (maar niet altijd) 

Slide 38 - Tekstslide

voor-en nadelenstructuur
inleiding: vraag of stelling
middenstuk: voordelen en nadelen
slot: afweging en conclusie  (wegen de voordelen op tegen de nadelen of zijn de nadelen misschien op termijn nog nadeliger?) 

Slide 39 - Tekstslide

vraag-antwoordstructuur
inleiding: vraag 
middenstuk: antwoord(en)
slot:  samenvatting of conclusie  

Slide 40 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
vraag-antwoordstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 41 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem-oplossingsstructuur
verleden-hedenstructuur
vraag-antwoordstructuur

Slide 42 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
probleem/oplossingsstructuur
vraag-antwoordstructuur
verleden/hedenstructuur

Slide 43 - Tekstslide

Welke tekststructuur eindigt met de beste oplossing?
A
Vraag-antwoordstructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Verklaringsstructuur

Slide 44 - Quizvraag

In een probleem/oplossingsstructuur staat in het slot beschreven de beste....

Slide 45 - Open vraag

In een verleden/hedenstructuur staat in het middenstuk beschreven de situatie....

Slide 46 - Open vraag

Inleiding
Middenstuk
Slot
Dit deel is opgedeeld in alinea's 
Het onderwerp wordt benoemd
De lezer wordt nieuwsgierig gemaakt
Aandachttrekker: er wordt bijv. een vraag gesteld of een probleem besproken.
Een samenvatting van de tekst
Er wordt bijv. een vraag beantwoord of een oplossing bij een probleem besproken.
De tekst wordt stap voor stap uitgewerkt

Een conclusie 

Slide 47 - Sleepvraag

Slide 48 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van deze tekst?

Slide 49 - Tekstslide

Wat is de juiste volgorde van de tekst?
A
A-B-C-D
B
B-C-D-A
C
D-A-C-B
D
C-D-A-B

Slide 50 - Quizvraag