Tijdvak 4

Wat is geen kenmerkend aspect van tijdvak 3 (500-1000 n Chr)?
A
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
B
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
C
De vrijwel volledige vervanging van een agrarische cultuur door een autarkische agrarisch-stedelijke cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
Het ontstaan en de verspreiding van de islam
1 / 31
volgende
Slide 1: Quizvraag
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat is geen kenmerkend aspect van tijdvak 3 (500-1000 n Chr)?
A
De verspreiding van het christendom in geheel Europa
B
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
C
De vrijwel volledige vervanging van een agrarische cultuur door een autarkische agrarisch-stedelijke cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid
D
Het ontstaan en de verspreiding van de islam

Slide 1 - Quizvraag

Kenmerkend voor de vroege middeleeuwen is:
A
hofstelsel
B
geldeconomie
C
autarkisch-urbane samenleving
D
feodale verhoudingen in het bestuur

Slide 2 - Quizvraag

Feodalisme 
Hofstelsel
Horigen
Domein
Economie
Politiek 
Leenheer
Trouw / macht
Autarkisch

Slide 3 - Sleepvraag

Wat zijn voorbeelden van stadsrechten, en wat moesten steden doen in ruil voor stadsrechten?
Stadsrecht
In ruil voor stadsrecht
Een stadsmuur bouwen
Soldaten leveren in oorlog
Zelf wetten maken/rechtspreken
Zelf markten organiseren
Belasting betalen

Slide 4 - Sleepvraag

Na 1000 n Chr zorgt de toegenomen veiligheid in Europa voor o.a.:
A
opkomst geldeconomie
B
groei van de steden
C
het verdwijnen van het hofstelsel
D
bevolkingsgroei

Slide 5 - Quizvraag

Leg uit dat het verlenen van stadsrechten goed waren voor zowel de stad als voor de landsheer

Slide 6 - Open vraag

Oorzaken ontstaan van steden
Gevolgen ontstaan van steden
Geldeconomie
Uitvindingen landbouw
Oprichting Hanze
Toenemende handel
Ontstaan marktplaatsen
Ontstaan gildes
Kopen van stadsrechten
Stadsbestuur met schout, schepenen en burgemeester.

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 4.3
KA: Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht om het primaat (= opperheerschappij)

Slide 9 - Tekstslide

Vroege Middeleeuwen (500-1000)
Late Middeleeuwen (1000-1500)
feodale verhoudingen
herendiensten
handelsnetwerken (vb Hanze
drieslagstelsel
kerstening (Europa)
landbouw-stedelijke samenleving
stadsrechten (privileges)
volksverhuizingen
geldeconomie
ridderschap (ontstaan)
gilden
Clovis
hofstelsel

Slide 10 - Sleepvraag

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Volgens paus Gelasius (eind 5e eeuw) bestond er in de wereld een tweezwaardenleer, wat inhoudt
A
Dat de macht van God in balans moest zijn met de macht van mensen
B
Dat er altijd een koning en een keizer moest heersen
C
Dat er sprake is van geestelijke macht en wereldlijke macht
D
Dat de paus de beschikking hoorde te hebben over de wereldlijke en geestelijke macht op aarde

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Wat is de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later met betrekking op de investituurstrijd?
1. De leenmannen van Hendrik IV willen hem niet meer gehoorzamen.
2. Keizer Hendrik IV benoemt toch bisschoppen en zet de paus af.
3. Gregorius VII doet keizer Hendrik IV in de ban.
4. Hendrik IV gaat naar Canossa om boete te doen en krijgt vergiffenis.
A
2, 3, 1, 4
B
3, 4, 2, 1
C
1, 2, 4, 3
D
2, 1, 3, 4

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide