aw4eaknßgtj

Prefixes and Suffixes
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Prefixes and Suffixes

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's goal

At the end of this lesson I know what prefixes and suffixes are.
I can correctly form and use prefixes and suffixes.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Find out the rule
Example A: Don't get me wrong, I like the idea that people want to visit my city. It's just that I absolutely dislike all the mess they leave behind.

Example B: He is this years intern. He is doing his internship at this company. 


Slide 3 - Tekstslide

Ask SS to read these 2 examples and what the differences are
like-dislike (dis- = not/the opposite)
play-replay (re- = again/back)

Slide 4 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Prefixes
Letters you place BEFORE a word
They change the meaning of the word

Examples: 
non- /un-/ im-/ il-/ in-/ ir-/ dis-
re-
mis-            

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

These prefixes all mean 'not' or 'the opposite'
non-             sense -> nonsense
un-               used -> unused
im-               possible -> impossible
il-                  legal -> illegal
in-                compatible -> incompatible
ir-                 responsible -> irresponsible
dis-             appear -> disappear

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Re- means 'again', or 'back'
act -> react
play -> replay
turn -> return

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

mis- means 'wrong' or 'not'
place -> misplace
understand -> misunderstand

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Do you remember?

re- means?
mis- means?

Slide 9 - Tekstslide

re- means again/back
mis- means wrong/not
Suffixes

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes
Letters that go AFTER a word
They change the meaning of a word
Examples:
sing - singer (+ -er) 
place - placement (+ -ment)
paint - painting (+ -ing)
ill - illnes (+ -ness)
play - playful (+ -ful)
hair - hairless (+ -less)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes
To talk about 'the person that does the action', add -er 
teach -> teacher
rap -> rapper

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes

To change a verb into a noun, you add -ing/ -ment
move -> movement
paint -> painting

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes
To change an adverb or an adjective into a noun, you add -ness

friendly -> friendliness
sad -> sadness

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent de suffix "-less"?
A
met iets
B
zonder iets
C
groter dan
D
product van iets

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

...proper
A
un-
B
im-
C
in-
D
dis-

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

respect...
A
-less
B
-ible
C
-ful
D
-able

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

...typical
A
a-
B
im-
C
un-
D
in-

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

regular...
A
-ed
B
-ing
C
-al
D
-ly

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

...sufficient
A
im-
B
un-
C
in-
D
a-

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

...honour...
A
dis-
B
un-
C
-ible
D
-able

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

APPEAR

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

CORRECT

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

COMPLETE

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

welcome

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe maak je van het volgende woord een woord met een tegenovergestelde betekenis? (schrijf het hele woord op)

COMPLETE

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In conclusion
Today's goals were:

At the end of this lesson I know what prefixes and suffixes are.
I can correctly form and use prefixes and suffixes.

How did we do?

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

How did I do?
A
Not too good
B
I did OK
C
Good
D
Really good!

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

END

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies