1hvB Meervouden op -s

Meervouden op -s
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Meervouden op -s

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel

Ik weet het verschil tussen enkelvoud en meervoud.

Ik kan meervouden op -s spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is het meervoud van kroket?
timer
0:10
A
kroketten
B
kroketen
C
krokets
D
krokketten

Slide 3 - Quizvraag


Wat is het meervoud van goudstaaf?

Slide 4 - Open vraag

Noteer een zelfstandig naamwoord waarbij je in meervoud op -en ook een -s in een -z- moet veranderen.

Slide 5 - Open vraag

meervouden

Wat is het meervoud van idee?
A
idees
B
ideeen
C
ideeën
D
ideën

Slide 6 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van technologie?
A
technologies
B
technologieën
C
technologiën
D
technologieeën

Slide 7 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van olijfolie?
A
olijfolies
B
olijfolieën
C
olijfoliën
D
olijfolie's

Slide 8 - Quizvraag



Wat is het meervoud van rotzooi?
A
rotzoois
B
rotzooien
C
rotzooiën
D
rotzooi

Slide 9 - Quizvraag

meervouden

Wat is het meervoud van elektriciteitscentrale?
A
electriciteitscentralen
B
electriciteitscentrale's
C
electriciteitscentrales
D
electriciteitscentrale

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het meervoud van....
provincie?
A
provincies
B
provincieën
C
provincieen
D
provinciën

Slide 11 - Quizvraag

Kan ik deze woorden in twee categorieën indelen? Pasta, bezem, café, decoratie, lolly, gameboy, pc, cavia en cadeau

Slide 12 - Open vraag

Wie de vorige vraag helemaal goed had, mag direct door: pak je boek op p. 124, lees de theorie & maak opdracht 1 t/m 6

Slide 13 - Tekstslide

Hoe maak je volgende woordparen rijmend?
fietstas - pasta's
poolvos - salvo's
bonus - menu's
ibis - combi's
pias - pizzeria's

Slide 14 - Open vraag

Wanneer gebruik je -’s bij een woord in het meervoud?
A
Als het woord eindigt op -ie.
B
Als het woord eindigt op -s.
C
Als je het woord anders verkeerd uitspreekt.
D
Als het woord eindigt op drie klinkers die samen één klank vormen.

Slide 15 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
pianos
B
piano's

Slide 16 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotos

Slide 17 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
garages
B
garage's

Slide 18 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
kiwies
B
kiwi's
C
kiwiën
D
kiwis

Slide 19 - Quizvraag

Noteer een meervoud op -'s
(eentje die we nog niet gezien hebben!)

Slide 20 - Open vraag

Meervoud op 's (apostrof s)
Let op de klank op het einde van het woord

Slide 21 - Tekstslide

Meervoud -s of -'s
A
dictees
B
dictee's

Slide 22 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 23 - Quizvraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van avocado?

Slide 24 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van gala?

Slide 25 - Open vraag

Wanneer meervoud op 's?
Bij woorden op -a, -i, -o, -u, of -y
En er is nog een regel!

Slide 26 - Tekstslide

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van F16?

Slide 27 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van cd?

Slide 28 - Open vraag

Meervoud op 's....
- bij woorden op -a, -i, -o, -u of -y
- bij afkortingen

Slide 29 - Tekstslide

Bedenk altijd eerst: krijg je verwarring over de uitspraak als ik er gewoon een -s achter plak? 

Slide 30 - Tekstslide

Krijg je verwarring bij de woorden cavia, radio, menu?
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Krijg je verwarring bij de woorden bureau, niveau, milieu, gameboy?
A
Ja
B
Nee

Slide 32 - Quizvraag

Hoe komt het dat je geen verwarring over de uitspraak krijgt bij woorden als bureau, niveau, milieu, gameboy?

Slide 33 - Open vraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van etui?

Slide 34 - Open vraag

Wat is het meervoud van tenue?
(= outfit, van bijvoorbeeld sporters)
A
tenue's
B
tenues

Slide 35 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
felicitaties
B
felicitatie's

Slide 36 - Quizvraag

Wat is het meervoud van menu?
A
menus
B
menu's

Slide 37 - Quizvraag

Meervoud op -s
Wat is het meervoud van spray?

Slide 38 - Open vraag

Eindtest: noteer de volgende woorden in het meervoud in een rijtje onder elkaar. Eerst de woorden met -s, en daarna de woorden met 's. De eerste letters van het rijtje vormen een woord. Wat lees je van boven naar beneden? Zet dat woord onderaan het rijtje!
bureau – kilo – autorally – oudtante – ski – explosie – kangoeroe – toeristenmenu – ekster – extra – nieuwsfoto – neusspray

Slide 39 - Open vraag

Ik kan meervouden die eindigen op
-s correct spellen.
A
Ja, dat lukt erg goed.
B
Ja, maar ik vind het soms nog moeilijk.
C
Ik moet nog meer oefenen.

Slide 40 - Quizvraag

Huiswerk voor dinsdag
Maak van H4 Spelling (p.124) opdracht 2 t/m 6

Slide 41 - Tekstslide