In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 6
6.1 Produceren maar!
Slide 1 - Tekstslide
Productie
Als je gaat produceren heb je middelen nodig - productiefactoren
Kapitaal - investeren in kapitaalgoederen
Arbeid - menselijke inspanningen
Natuur - alle grondstoffen uit de natuur
Ondernemerschap - het combineren van kapitaal, arbeid en natuur om winst te maken
Slide 2 - Tekstslide
Voor de productie van een stoel wordt er in eerste instantie hout van de bomen gebruikt
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 3 - Quizvraag
Bij het repareren van een fiets is Johan ongeveer 30 minuten kwijt
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 4 - Quizvraag
Maaike zorgt ervoor dat haar personeel de juiste middelen tot hun beschikking heeft om zo efficiënt mogelijk te produceren
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 5 - Quizvraag
Arnold investeert in een nieuwe auto zodat hij sneller kan bezorgen.
A
Kapitaal
B
Arbeid
C
Natuur
D
Ondernemerschap
Slide 6 - Quizvraag
Toegevoegde waarden
Alle bedrijven die na elkaar aan een product meewerken vormen samen de bedrijfskolom
Toegevoegde waarde - de waarde die een producent toevoegt aan het eindproduct door het bewerken van materialen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Beloning productiefactoren
Wanneer je een productiefactor levert, ontvang je een beloning.
Kapitaal: rente/huur
Arbeid: loon
Natuur: pacht
Ondernemerschap: winst
Slide 9 - Tekstslide
Marijke heeft een stuk land, elke maand ontvangt zij een vergoeding van Bert die dit land gebruikt voor zijn koeien
A
Huur
B
Loon
C
Winst
D
Pacht
Slide 10 - Quizvraag
Aan het einde van het kwartaal maakt Jos de boekhouding op om te kijken hoeveel hij verdient heeft met zijn eigen bedrijf
A
Huur
B
Loon
C
Winst
D
Pacht
Slide 11 - Quizvraag
Arbeid
Productie kan kapitaalintensief of arbeidsintensief zijn
Kapitaalintensief - in verhouding meer machines dan mensen
Arbeidsintensief - in verhouding meer mensen dan machines
Slide 12 - Tekstslide
Autofabriek
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 13 - Quizvraag
Containeroverslag in de haven
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 14 - Quizvraag
Middelbare school
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 15 - Quizvraag
Schildersbedrijf
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 16 - Quizvraag
Verzorgingstehuis
A
Arbeidsintensief
B
Kapitaalintensief
Slide 17 - Quizvraag
Afschrijving
Door gebruik worden producten minder waard
Afschrijving - de jaarlijkse waardevermindering van kapitaalgoederen
Afschrijvingskosten per jaar = (aanschafwaarde - restwaarde) / aantal gebruiksjaren
Slide 18 - Tekstslide
Voor zijn bedrijf koopt Henk een nieuwe bestelbus voor €17.800. De bus gaat hij vijf jaar gebruiken. Na vijf jaar ontvangt Henk nog €3.500 voor de bestelbus. Bereken de jaarlijkse afschrijving.