SCORE lezen, alfabet en woordenboek, 0F

Alfabet en woordenboek
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolPraktijkonderwijsMBOvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Introductie

Methode: SCORE, micro vaardigheden: alfabet & woordenboek gebruiken.

Instructies

Deze leestraining biedt ondersteuning bij het ontwikkelen van de woordenschat en lezen op microniveau: het begrijpen van de tekst op woord- en zinsniveau. 
In het volgsysteem van SCORE ziet u of leerlingen hiermee moeite hebben.

U kunt deze training verdeeld over meerdere lessen geven.

Inhoud
1. Het alfabet
2. Een woordenboek gebruiken
3. Woorden opzoeken op internet
4. Woordbetekenis raden
5. De betekenis van een uitdrukking vinden

Onderdelen in deze les

Alfabet en woordenboek

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In deze les 

1. Het alfabet
2. Een woordenboek gebruiken
3. Woorden opzoeken op internet

Slide 2 - Tekstslide

Deze les hoort bij stap 3: precies lezen.
Wat doe je wanneer je een woord niet kent?
In de volgende les bespreken we nog meer manieren om precies te lezen:
- Woordbetekenis raden
- De betekenis van een uitdrukking vinden

1 Het alfabet 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij over het alfabet?

Slide 4 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Zet de volgende letters in alfabetische volgorde: V U W

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn na K de volgende drie letters in het alfabet?

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Zet in alfabetische volgorde: tijdschrift, boek, krant, internet

Slide 8 - Open vraag

Let op: het gaat om de eerste letter(s) van de woorden. 


2 Een woordenboek gebruiken

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet jij over woordenboeken?

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe gebruik je een woordenboek?
1 De woorden staan op alfabetische volgorde. 

2 Je vindt in een woordenboek:
  • wat een woord betekent
  • hoe je het woord schrijft 
  • of het een de- of het- woord is
  • wat een uitdrukking betekent.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Er staat een 'o' achter, 'woordenboek' is dus onzijdig, een het- woord

Er staat -en achter, het meervoud schrijf je dus zo: 'woordenboeken'

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek in een woordenboek het woord 'game' op.
- Is het een de- of een het-woord?
- Wat is het meervoud?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden in woordenboek
  • Zoek op het hele werkwoord.

  • Je vindt verschillende vormen van een werkwoord achter het hele werkwoord.

  • Achter het hele werkwoord staan de verleden tijd èn het voltooid deelwoord.  

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 
Achter het hele werkwoord 'dansen' staat 'danste'; de verleden tijd enkelvoud van dansen

Verder staat er 'gedanst'; het voltooid deelwoord van dansen 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Je wilt de betekenis weten van: 'gedwongen'.
Welk woord zoek je op?

Slide 16 - Open vraag

Wat is het hele werkwoord?
Zoek in een woordenboek: 'schieten'.
- Wat is de verleden tijd?
- Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


3 Woorden opzoeken op internet
Op internet staan ook woordenboeken. 
Bijvoorbeeld: Van Dale of Woorden.org
Typ het woord in en klik op 'zoek'.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Momentje  nadenken

Slide 20 - Tekstslide

Hoe gaat het nu?
Wat gaat goed, wat kan beter?
Welke vragen heb je nog? Die kun je bij de volgende dia invullen.
Welke vragen heb je nog?

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Oefen extra met de werkbladen





0F  & 1F

Slide 22 - Tekstslide

De docent vindt de werkbladen in het lesplan.