2 KGT Bridging the Gap questions present simple

What did we do last week?
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

What did we do last week?

Slide 1 - Tekstslide

Lesson Objective
At the end of the lesson I can use the present simple, use the wh-questions words.

Slide 2 - Tekstslide

What do we still know?
1. Vocab
2. Vraagwoorden
3. Present Simple

Slide 3 - Tekstslide

dochter
ouders
neef of nicht
tweeling
broers en zussen
kleinzoon
nicht
cousin
daughter
parents
siblings
grandson
twins
niece

Slide 4 - Sleepvraag

..... are you doing?
A
Which
B
Why
C
Who
D
How

Slide 5 - Quizvraag

..... is your brother Frankie doing in the garden?
A
When
B
Why
C
What
D
Which

Slide 6 - Quizvraag

..... one do you think is the best?
A
What
B
Why
C
Which
D
How

Slide 7 - Quizvraag

Wanneer krijgt het werkwoord een extra 'S'?
A
Bij 'He' , 'She' & 'It'
B
Bij 'I' , 'They' , 'We' & They
C
Nergens
D
Overal

Slide 8 - Quizvraag

She always .... (eat) her dinner at 8.
A
Eat
B
Eats
C
East

Slide 9 - Quizvraag

We .... (drink) a lot
A
Drink
B
Drinks
C
Drinkes
D
Dirnk

Slide 10 - Quizvraag

Kate .... (wash) her car.
A
Wash
B
Washes
C
Washs
D
Washt

Slide 11 - Quizvraag

Vraagwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Wh-vraagwoorden
Who stole my pen?

In het Engels gebruiken we Wh-vraagwoorden aan het begin van een open vraag. Deze vraagwoorden noemen we wh-vraagwoorden, omdat ze allemaal (op één uitzondering na) met 'wh' beginnen. Deze vraagwoorden gebruik je hetzelfde als de vraagwoorden in het Nederlands. Je hoeft dus alleen maar de vertaling te weten van de vraagwoorden.

Slide 13 - Tekstslide

vraagwoorden
Who : wie
What : wat
Where : waar
When : wanneer
Why : waarom
How : hoe
Whose : van wie / wiens
Which : welke (met een beperkte keuze)
What : welke (met een open vraag)

Slide 14 - Tekstslide

Which / What
Let op! Het Nederlandse 'welke' heeft twee woorden in het Engels: 'which' en 'what'. 


What book are you reading? (Als antwoord kan je elk boek noemen, de vraag is open)
Which book are you reading? Harry Potter or The Hunger Games? (Als antwoord kan je alleen Harry Potter of The Hunger Games geven, er is dus een beperkte keuze)

Slide 15 - Tekstslide

Present Simple

Slide 16 - Tekstslide

Present Simple
- feiten,
- This book has a red color. (feit)

- gewoonten,
- Bart always bites his nails. (gewoonten)

- dingen die we met regelmaat doen.
- These boys often play with each other. (regelmatigheid)

Slide 17 - Tekstslide

Hoe maak je de present simple?
I run home. Ik ren naar huis.
You run home. Jij rent naar huis.
He runs home. Hij rent naar huis.
She runs home. Zij rent naar huis.
It runs home. Het rent naar huis.
We run home. Wij rennen naar huis.
You run home. Jullie rennen naar huis.
They run home. Zij rennen naar huis.

Slide 18 - Tekstslide

SHIT-rule

SHE/HE/IT + s

Slide 19 - Tekstslide

Do, Does en Did

Slide 20 - Tekstslide

Do Does
Gebruik Do bij de voornaamwoorden: 
 I, you, we, they en bij we, they, you. 

Gebruik Does bij de voornaamwoorden he, she, it.

Slide 21 - Tekstslide

Did
Did is de verleden tijd van do en does.

Slide 22 - Tekstslide

Examples
Dad does the dishes
Mom does the cooking
We always do exercise together.
He does such interesting work.
They do amazing tricks.
Who did this drawing? Henry did.
Sally did her hair in frond of the mirror.
They did the dusting and cleaning.
Jane did all the laundry by herself.
You did well in the test.
I did poorly on my exam.

Slide 23 - Tekstslide

Contractions
do not = don't
does not = doesn't
did not = didn't

Slide 24 - Tekstslide

Stepping Stones
page 14: exercise 1,2 page 16: exercise 4,5
page 18: exercise 2, page 19/20 exercise 4
how: individually,
how: quietly
questions: raise your hand, to ask the teacher
not finished: homework

Slide 25 - Tekstslide

What did we do today?

Slide 26 - Tekstslide

Check

Slide 27 - Tekstslide

0

Slide 28 - Video

Act out
- Theme words 1
- Theme words 2
- Theme words 4

Slide 29 - Tekstslide

Ik snap de vraagwoorden
A
Yep
B
Nope

Slide 30 - Quizvraag

Ik kan de vraagwoorden gebruiken
A
Yep
B
Nope

Slide 31 - Quizvraag

Ik snap de Present Simple
A
Yep
B
Nope

Slide 32 - Quizvraag

Ik kan de Present Simple gebruiken
A
Yep
B
Nope

Slide 33 - Quizvraag

Ik snap vragen & ontkenningen maken
A
Yep
B
Nope

Slide 34 - Quizvraag

Ik kan vragen & ontkenningen maken
A
Yep
B
Nope

Slide 35 - Quizvraag

Deze vraag over de leerstof heb ik nog:

Slide 36 - Open vraag