11.4 en 11.5: De iris, ooglens en het netvlies

11.4 en 11.5: De iris, ooglens en het netvlies
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

11.4 en 11.5: De iris, ooglens en het netvlies

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Korte herhaling van voor de stage 11.1 t/m 11.3
uitleg het oog --> 11.4 en 11.5
Opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Waar ontstaan impulsen?
A
in de zintuigcellen
B
in het zintuig
C
in de hersenen
D
in de prikkel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is gewenning?
A
je ruikt afval dat iets te lang in de hal heeft gestaan
B
je ruikt de geur van je hond niet meer na een tijdje
C
je ruikt het eten dat thuis wordt gemaakt
D
je ruikt een appeltaart die in de kantine wordt gebakken

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een drempelwaarde?
A
De hoogste prikkel waarbij een zintuig reageert
B
De hoogste prikkel waarbij een zenuw reageert
C
De laagste prikkel waarbij een zintuig reageert
D
De laagste prikkel waarbij een zenuw reageert

Slide 5 - Quizvraag

Wat is een adequate prikkel
A
De prikkel waar een zintuig gevoelig voor is
B
De kleinste prikkel die een zintuig kan waarnemen
C
Een prikkel waar het zintuig ongevoelig voor is
D
Een signaal dat via de zenuwen naar de hersenen gaat

Slide 6 - Quizvraag

Welk(e) huidzintuig(en) is/zijn actief wanneer:
1. je onder de douche staat?
2. je per ongeluk in je vinger snijdt?
3. je met blote handen een sneeuwbal maakt?
Tastzintuig
Warmtezintuig
Pijnzintuig
Koudezintuig

Slide 7 - Sleepvraag

Reukzintuig
Neusslijmvlies
Neusholte
Geurstoffen

Slide 8 - Sleepvraag

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 9 - Sleepvraag

sleep de namen naar de juiste nummers 
onderdelen oog 



1
5
7
9
iris
blinde vlek
netvlies
vaatvlies
hoornvlies
gele vlek
pupil

Slide 10 - Sleepvraag

Dit onderdeel beschermt alles dat binnenin het oog ligt.
In dit onderdeel liggen spieren die de pupil groter en kleiner kunnen maken.
Via dit onderdeel gaan berichten uit de gezichtszintuigen naar de hersenen.
Deze onderdelen helpen mee om het oog allerlei kanten op te laten draaien
Harde oogvlies
iris
oogzenuw
oogspier

Slide 11 - Sleepvraag

Leerdoelen
Je kunt beschrijven hoe de pupilreflex de grootte van de pupil regelt
Je kunt beschrijven hoe op het netvlies een scherp beeld ontstaat

Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven.

Slide 12 - Tekstslide

Pupilreflex
  • Door de pupilreflex worden de zintuigen in het netvlies beschermd tegen te fel licht.
  • Kringspieren die rond de pupil lopen kunnen door samen te trekken de pupil kleiner maken.
  • Lengtespieren lopen van de pupil naar buitenrand van de iris en maken de pupil groter bij samentrekken

Slide 13 - Tekstslide

pupilreflex
  • Pupil groot = donkere omgeving = lengte spieren trekken samen

  • Pupil klein = lichte omgeving = kringspieren trekken samen


Slide 14 - Tekstslide

Zien
  • Als je ergens naar kijkt ontstaat op het netvlies een omgekeerd verkleind beeld.
  • Via impulsen gaat deze informatie naar de gezichtscentra in de grote hersenen.
  • In de hersenen wordt het beeld weer
    rechtop gezet en krijgt weer
    de juiste grootte.

Slide 15 - Tekstslide

Scherp zien
Je kan scherp zien doordat je je ooglens boller en platter kunt maken (= accomoderen).

Tijdens in de verte kijken zijn je ogen in de rusttoestand

Bol = dichtbij scherp zien
Plat = veraf scherp zien

Slide 16 - Tekstslide

Scherp stellen
  • Rondom de lens zitten kringspieren
  • De lens hangt met lensbandjes vast aan deze kringspieren
  • Als de kringspieren ontspannen zijn is het oog ontspannen. Lensbandjes staan dan strak, je ziet dan in de verte scherp
  • Als de kringspieren zijn samengetrokken
    worden de lensbandjes slap en wordt
    de lens bol. Je kunt dan dichtbij scherp zien

Slide 17 - Tekstslide

Netvlies
  • In het netvlies liggen zintuigcellen.

  • Als de zintuigcellen door licht worden geprikkeld ontstaan impulsen die via de oogzenuw naar de hersenen gaan.

  • Het netvlies bestaat uit 2 lagen, een laag zintuigcellen en een laag zenuwcellen.

Slide 18 - Tekstslide

Zintuigcellen Kegeltjes

  • Werken als er veel licht is (overdag)
  • Zie je kleuren mee
  • Kegeltje reageert op blauw, groen en rood licht
  • Scherp en details zien (handig bij gamen)
  • Elk kegeltje zit vast aan eigen zenuwcel
  • Liggen vooral in en rond de gele vlek

Zintuigcellen Staafjes 

  • Werken goed bij veel en bij weinig licht (overdag en in schemering)
  • Zie je alleen contrast, grijs en zwart-wit mee
  • Meerdere staafjes aan 1 zenuwcel
  • Liggen verspreidt over het netvlies, niet in de gele vlek

Slide 19 - Tekstslide

Kleurenblind
  • Als je kleurenblind bent werken bepaalde kegeltjes niet goed
  • Meest voorkomende vorm van kleurenblindheid is die voor roodgroen, je ziet dan geen verschil tussen rood en groen

Slide 20 - Tekstslide

Blinde vlek
  • In de blinde vlek liggen geen zintuigcellen
  • Het is de plaats waar het netvlies onderbroken is doordat zenuwcellen door het netvlies gaan naar de oogzenuw
  • Uitlopers van deze zenuwcellen verlaten het oog via de oogzenuw

Slide 21 - Tekstslide

Uitleg huiswerk morgen en deze week
  • Morgen ben ik afwezig; de les gaat door.  
  • Je gaat in je groepje werken aan je eigen basisstof van thema 12 (DUS NEEM BOEK B MEE). 
  • Je hebt verschillende opties om te doen: je gaat samen de presentatie maken; OF je gaat samen de opdrachten maken in het boek/online (jij moet je klasgenoten kunnen helpen). 
  • let op: volgende week dinsdag presentatie 12.1 en 12.2
  • Klaar met thema 12 voorbereiden? Maak dan je huiswerk van thema 11 af.

Slide 22 - Tekstslide

Aantekening 11.4 en 11.5  
Lens: Buigt, samen met het hoornvlies, de lichtstralen af.
Accommoderen: Het aanpassen van de sterkte van de ooglens.
Kringspieren: Lopen rondom de pupil; maken de pupil kleiner.
lengtespieren: Lopen van de pupil naar de buitenrand van de iris; maken de pupil groter.
Netvlies: Het netvlies bestaat uit 2 lagen, een laag zintuigcellen en een laag zenuwcellen.
Kegeltjes: Nemen kleur waar; geven alleen impulsen af als er veel licht is.
Staafjes: Nemen zwart-wit waar; geven ook impulsen af als er weinig licht is.



Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
11.4: lees bladzijde 201 t/m 203 
Maak online opdracht 1, 2, 3
Maak in je boek opdracht 5 en 7

11.5 Lees bladzijde 208 t/m 209
Maak online opdracht 1, 2 en 3
Maak in je boek opdracht 5, 6 en 7

Slide 24 - Tekstslide