3.4 Schrijven 1 mavo

Welkom!
1
WELKOM!
2
Schrift
  Laptop
Leg op tafel:
Log in: 

3.4 schrijven-formuleren
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Welkom!
1
WELKOM!
2
Schrift
  Laptop
Leg op tafel:
Log in: 

3.4 schrijven-formuleren

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les:

  • Aan het eind van deze les weet ik hoe ik een verslag schrijft;
  • Hoe ik een titel kan bedenken;
  • Hoe ik een goede inleiding kan schrijven;
  • Wat een synoniem is en hoe ik dat gebruik.


Je kunt het!

Slide 2 - Tekstslide

Stap 1:  Voor wie schrijf je het ?
Wie gaat het lezen? =Doelgroep
Waarom?
Wat wil je gaan vertellen?
Waarom?

Slide 3 - Tekstslide

Stap 2:  Hoe moet het eruit zien?

Stap 2:
Hoe moet het verslag er aan het eind uitzien?
Opbouw:
  • titel 
  • inleiding -binnenkomer, vraag, benoemen onderwerp
  • kern (W& H vragen)
  • slot
  • naam

Slide 4 - Tekstslide

Stap 3: Het schrijven/volgorde
1. Kern: wie; wat; waar; wanneer; waarom; hoe
2. Slot: conclusie/ samenvatting
3. Inleiding: introductie van je verslag/ korte opwarmer
4. Titel : opvallend/ aantrekkelijk!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Als je een verslag schrijft, waar begin je dan mee?
A
Titel
B
slot
C
inleiding
D
kern

Slide 7 - Quizvraag

Uit welke onderdelen bestaat een verslag?
A
Titel, inleiding en kern
B
Titel en de kern
C
Inleiding, kern en slot
D
Titel, inleiding, kern en slot,

Slide 8 - Quizvraag

Wat schrijf je onder het verslag?

Slide 9 - Open vraag

kern
Wie? 
Wat?
Waar?
Waarom?
Wanneer?
Hoe?

Slide 10 - Tekstslide

Slot
In het slot schrijf je wat je ervan vond of maak je een kleine samenvatting/conclusie 


Slide 11 - Tekstslide

Inleiding
De inleiding is best wel belangrijk.  
Je vertelt kort waar het verslag over gaat en gebruikt een binnenkomer.

Maar je schrijft dit stukje pas als je de rest klaar hebt, want dan weet je precies wat je al in je verslag hebt.

Slide 12 - Tekstslide

De Titel
Boven het verslag schrijf je een goede titel. 
Dit doe je pas als je alles klaar hebt!
Dit trekt de aandacht van je lezer/publiek.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Aantekeningen
Ezelsbruggetje: wanneer is het
                     die en dat
Heel eenvoudig: 

die gebruik je bij de woorden: de man die daar loopt.
dat gebruik je bij het woorden: het meisje dat daar loopt.

Slide 17 - Tekstslide

Schrijftaak 14 t/m 19 
Je hebt nu alle leerstof doorlopen en gaat zelf schrijven;
  • Controleer je tekst nog eens voor je hem inlevert;
  • Pas het nog aan met verwijswoorden als dit kan;
  • Het beoordelingsformulier vind je op blz. 164

Slide 18 - Tekstslide