5.4 Gedrag leren

Par 5.4 gedrag leren
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

Onderdelen in deze les

Par 5.4 gedrag leren

Slide 1 - Tekstslide

Startopdracht:
Start je laptop op en ga naar LessonUp

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik excursieweek.
Waar ben je geweest?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het eerste waar je aan denkt als je terug denkt aan de excursieweek?

Slide 5 - Open vraag

Herhalen vorige paragraaf

Slide 6 - Tekstslide

Is dit een
ethogram
of protocol?
A
ethogram
B
protocol
C
geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Zet de volgende stappen van gedragsonderzoek in de juiste volgorde.

a. Alle handelingen een korte naam, afkorting en omschrijving geven
b. Alle handelingen noteren
c. Resultaten in een staafdiagram verwerken
d. Turven hoe vaak een bepaalde handeling wordt uitgevoerd
A
a-b-d-c
B
b-a-d-c
C
a-b-c-d
D
b-a-c-d

Slide 8 - Quizvraag


Startopdracht:
Pak je boek en lees vast de tekst in de groene vakken van 5.4 blz. 129 en 130
Kun je de leerdoelen hiernaast uitleggen?

Uitleg 
Opdrachten 
Afsluiting 

Leerdoelen:

  • Je kunt uitleggen welk soort gedrag al bij de geboorte aanwezig is. 
  • Je kunt verschillende manieren van leren noemen en met voorbeelden uitleggen.
  • Je kunt uitleggen hoe je bij het trainen van dieren gebruik maakt van inwendige en uitwendige prikkels. 
  • Je kunt uitleggen dat mensen waarden en normen voor hun gedrag hebben. 
  • Je kunt omschrijven wat rolpatronen zijn en een aantal voorbeelden geven. 

timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen 5.4 
- Je kunt uitleggen welk soort gedrag al bij de geboorte aanwezig is. 
- Je kunt verschillende manieren van leren noemen en met voorbeelden uitleggen.
- Je kunt uitleggen hoe je bij het trainen van dieren gebruik maakt van inwendige en uitwendige prikkels. 
- Je kunt uitleggen dat mensen waarden en normen voor hun gedrag hebben. 
- Je kunt omschrijven wat rolpatronen zijn en een aantal voorbeelden geven. 

Slide 10 - Tekstslide

Welk gedrag hoef je niet te leren?
  • Baby's en jonge dieren kunnen meteen nadat ze geboren zijn als zuigen. Dit is aangeboren gedrag.

  • Aangeboren gedrag bestaat uit:
1. Reflexen: zoals de zuig- en slikreflex.
2. Erfelijk gedrag of instinctief gedrag: zoals het spergedrag bij vogels.

Dankzij aangeboren gedrag kunnen jonge dieren meteen na de geboorte overleven.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe leren dieren en mensen?
  • Door leren verfijnen dieren en mensen aangeboren gedrag en ze verkrijgen nieuw gedrag.

  • Er zijn 6 verschillende manieren van leren:
1. Inprenten
2. Gewennen
3. Trial and error
4. Imiteren
5. Inzichtelijk leren
6. Conditioneren

Slide 12 - Tekstslide

Inprenten
  • In de eerste weken leren jonge dieren en baby's wie hun ouders zijn.

  • Baby's herkennen binnen 2 dagen de geur van hun moeder.

  • Een jonge eend dat uit zijn ei komt, leert direct de vorm en geluiden van zijn moeder herkennen.

Slide 13 - Tekstslide

Gewennen

  • Mensen en dieren leren om niet op alle prikkels te reageren.

  • Vogels leren bijvoorbeeld dat vogelverschrikkers geen gevaar vormen. Ze zullen er dan niet meer op reageren.

Slide 14 - Tekstslide

Trial and error
  • Leren met 'vallen en opstaan'.

  • Door uitproberen leren dieren bijvoorbeeld wat wel en niet eetbaar is.

  • Trial and error heet ook wel proefondervindelijk leren.

  • In het plaatje hiernaast zie je ook een voorbeeld van trial and error.

Slide 15 - Tekstslide

Imiteren

  • Leren door nadoen.

  • Hiernaast zie je dat welpen leren drinken door hun moeder na te doen.

  • Zo leren kinderen bijvoorbeeld met bestek eten. En leren vogels vliegen.

Slide 16 - Tekstslide

Inzichtelijk leren

  • Leren door nadenken.

  • Dieren en mensen bedenken in hun hoofd hoe ze een probleem moeten oplossen.

  • De kraai hiernaast vult de vaas met stenen, zodat het water omhoog komt. Als het water hoog genoeg komt kan hij drinken.

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Conditioneren
  • Leren door een verband te leggen tussen het gedrag en het gevolg daarvan.

  • De hond hiernaast heeft geleerd dat hij een beloning krijgt wanneer hij een trucje laat zien (op zijn achterpoten zitten), wanneer de baas dit vraagt.

  • Gedrag: op zijn achterpoten zitten. 
             Gevolg: Beloning (snoepje en vriendelijke woorden).

Slide 19 - Tekstslide

0

Slide 20 - Video

Slide 21 - Tekstslide

0

Slide 22 - Video

5.4 deel 1 
Maken opdr 1 t/m 14 + Nakijken 
Verslag gedrag gerbil afronden als je dit nog niet klaar hebt.

Klaar? verder werken aan 5.4

Slide 23 - Tekstslide

Par 5.4 gedrag leren les 2

Slide 24 - Tekstslide

Herhalen vorige les 

Slide 25 - Tekstslide


A
Conditioneren
B
Imitatie
C
Trial and error
D
Inprenten

Slide 26 - Quizvraag

Politiepaarden worden getraind met vuur en harde knallen. Hierdoor schrikken ze niet meer
A
Conditionering
B
Imitatie
C
Gewenning
D
Inprenting

Slide 27 - Quizvraag

Een hongerige kikker eet een wesp op en wordt gestoken. Voortaan laat hij alle geel-zwarte insecten met rust.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Trial and error
D
Conditionering

Slide 28 - Quizvraag

Een koekoek legt haar eieren in een nest van een andere soort. Dit is de zelfde soort als waarin ze zelf zijn grootgebracht.
A
Gewenning
B
Inprenting
C
Conditionering
D
Imitatie

Slide 29 - Quizvraag

Je ringtone is een toeter van een auto. Als een echte auto toetert heb je de neiging om je telefoon te pakken.
A
Inprenting
B
Conditionering
C
Imitatie
D
Gewenning

Slide 30 - Quizvraag

Leerdoelen 5.4 
- Je kunt uitleggen welk soort gedrag al bij de geboorte aanwezig is. 
- Je kunt verschillende manieren van leren noemen en met voorbeelden uitleggen.
- Je kunt uitleggen hoe je bij het trainen van dieren gebruik maakt van inwendige en uitwendige prikkels. 
- Je kunt uitleggen dat mensen waarden en normen voor hun gedrag hebben. 
- Je kunt omschrijven wat rolpatronen zijn en een aantal voorbeelden geven. 

Slide 31 - Tekstslide

PTA M3/M4 22-24

Slide 32 - Tekstslide

Waarom moet je oefenen?
  • Als je iets leert, ontstaan er nieuwe verbindingen tussen de zenuwcellen in de hersenen.

  • Als je iets leert, kun je het meestal niet meteen goed. Je moet daarvoor oefenen.

  • Door te oefenen maak je de verbindingen tussen de zenuwcellen sterker.

Slide 33 - Tekstslide

Hoe train je dieren?
  • Dieren kun je trainen door conditioneren.

  • Met conditioneren beloon je dieren voor gewenst gedrag. Maar met conditioneren straf je een dier ook voor ongewenst gedrag.

  • Hiernaast zie je een voorbeeld van zindelijkheidstraining. In je boek vind je een voorbeeld over dolfijnen trainen.

Slide 34 - Tekstslide

Normen en waarden
  • Mensen hebben beter ontwikkelde grote hersenen dan de meeste diersoorten. Hierdoor kunnen mensen nadenken over hun gedrag en hierover oordelen: goed of slecht.

  • Mensen hebben normen en waarden voor hun gedrag ontwikkeld.

  • Waarden geven aan wat mensen belangrijk vinden. Normen zijn de gedragsregels die bij een waarde horen.

  • Je leert wat er van jou verwacht wordt in het gezin, op school en later in de maatschappij.


Slide 35 - Tekstslide

Rolpatronen

  • Bij mensen is er ook altijd een bepaald rolpatroon.

  • Dit zijn alle gedragingen die bij een rol horen. Bijvoorbeeld de rol van ouder, docent of kind.

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

5.4 deel 2 
Maken opdr 15 t/m 26 + Nakijken 

Slide 38 - Tekstslide

Hierna staan twee beweringen over de verschillen tussen gedrag van mensen en het gedrag van dieren.
1. Bij dieren wordt het gedrag sterker bepaald door leerprocessen dan bij mensen.
2. Mensen kunnen, in tegenstelling tot dieren, hun gedrag beoordelen aan de hand van normen en waarden.
Welke van deze beweringen is (zijn) juist?

A
Alleen bewering 1
B
Alleen bewering 2
C
De beweringen 1 en 2
D
Geen van beide

Slide 39 - Quizvraag

0

Slide 40 - Video