4.4 Taalbewustzijn - Opdracht 38 t/m 43

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 1

	Vak: Nederlands Hoofdstuk: 4.4 Taalbewustzijn
1.	Lesopening
2.	Lesdoel
3.	Arrangementen + mini-check
4.	Instructie
5.	Begeleid inoefenen
6.	Zelfstandig werken
7.	Evaluatie

1. Lesopening

Pak de spullen van Nederlands op tafel: 

Huiswerk controle:

4.3 opdracht 34 t/m 37

1. werkboek

open je boek op blz. 112

2. Lesdoel

Aan het eind van deze les:

- weet je wat jongerentaal is;

- weet je welk taalgebruik er op sociale media wordt gebruikt; 

3. Arrangementen

- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 

-

- Basis: doe mee met de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 

-

- Intensief: doe mee met de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 

-

Mini-check

Leerlingen in het basis en intensief arrangement doen mee met de mini-check. 

Er is geen mini-check vandaag. 

Iedereen doet mee met de instructie. 

Wie maakt wat:

3 vragen of meer goed? Ga zelfstandig aan de slag:

-

Lees eerst goed de gele stukjes theorie!

De rest doet mee met de instructie.

4. Instructie

Lees en kijk mee naar de volgende dia. 

Groepstaal

Een groepstaal is een taal die een groep mensen spreekt. Met deze taal laat je zien bij welke groep je hoort. 

Er zijn verschillende soorten groepstaal:

vaktaal, sporttaal en jongerentaal

Vaktaal

Vaktaal is taal die mensen gebruiken die speciaal bij hun vak (beroep) horen.  

vaktaal van kappers: permanenten, touperen, krulsterkte

vaktaal van automonteurs: brug, carrosserie, distributieriem

vaktaal van loodgieters: waterpomptang, sifon, afdekrozet

Sporttaal

Sporttaal is taal die mensen gebruiken als ze over hun sport praten. 

voetbaltaal: aanspeelpunt, stiften, zwabberbal

wielrentaal: berggeit, putjesrijder, lossen

Jongerentaal

Taal die jongeren gebruiken, met veel nieuwe woorden. Deze taal verandert snel en niet alle jongeren spreken dezelfde jongerentaal. 

jongerentaal: hosselen, dissen, boeie, duh, skeer, snitch, osso.

Taal op social media

Op social media gebruik je vaak een andere, kortere taal. Je gebruikt bijvoorbeeld afkortingen, emoji en woorden uit het Engels. In een bericht kun je hoofdletters, leestekens en woorden weglaten.

voorbeelden van taal op social media: #OMG, #mss, lkkr, kweenie

5. Begeleid inoefenen

Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?

Jullie maken zelfstandig 4.4 opdracht 38 t/m 43 op blz 112 t/m 115

Lees goed de gele stukjes theorie.

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?

Had je alle vragen fout of vind je het nog lastig?  

Wij maken samen opdracht 39 (zie volgende slide)

6. Zelfstandig werken

Je maakt zelfstandig 4.3 opdracht 34 t/m 37 op blz 109 t/m 111

Lees goed de gele stukjes theorie.

Ben je klaar?

1. Nakijken en verbeteren met een andere kleur pen/potlood. 

2. Ga je de extra oefeningen maken op thiememeulenhoff.nl

 

7. Evaluatie

Hoe ging de les?

Wat ging er goed? 

Zijn er nog onderdelen die je lastig vindt?

Leerdoelen:

- weet je wat jongerentaal is?

- weet je welk taalgebruik er op sociale media wordt gebruikt?

Hoe heb je gewerkt deze les?

😒🙁😐🙂😃

8. Huiswerk & Toetsen

Huiswerk: 

Maandag 25 november

4.4 opdracht 38 t/m 43 

op blz 112 t/m 115

Toetsen:

Donderdag 28 november

Toets H4