5.1 elektrische energie

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

2.4 schakelingen en veiligheid
Elektriciteit in huis is goed beveiligd met veiligheden en een aardlek in de meterkast

Slide 6 - Tekstslide

De aardlek-schakelaar
De aardlek-schakelaar reageert als er stroom 'weglekt' via een andere weg dan de draden, b.v. via je lichaam.
De schakelaar reageert bij een
Ilek > 30mA (0,030A) en schakelt
de groep uit.

Slide 7 - Tekstslide

installatie automaat: o.a. zekeringen en aardlek om schokken of brand te voorkomen.

Slide 8 - Tekstslide

Kortsluiting

Als een snoer beschadigd is, kunnen de draden elkaar raken. Dan gaat de stroom niet door het apparaat maar meteen terug. Dan volgt er overbelasting in de meterkast. Dit noem je kortsluiting.


Veel apparaten hebben een dubbele isolatie om ze hier tegen te beschermen. Ook beschermd de aardlek hier tegen.

Slide 9 - Tekstslide

3.4 Veilige stroomkring
Stroom komt via de meterkast het huis binnen. Via de hoofdzekering wordt gecontroleerd of dit de goede spanning heeft. Daarna door de elektriciteitsmeter (meet verbruik) naar de aardlek die controleerd of er evenveel energie terugkomt als er weggaat. Hierna wordt de stroom verdeeld over de groepen. Elke groep heeft een eigen zekering.

Slide 10 - Tekstslide

Huisinstallatie
  • De elektriciteitsdraden in huis vormen een parallel netwerk.
  • De hoofdkabel is opgesplitst in groepen.
  • U = UG1 = UG2 = UG3 = UG4 = enz = ... = 230V
  • Elke groep heeft eigen groepschakelaar
  • Elke installatie heeft een aard-lek schakelaar
  • Groepen moet spanningloos zijn om reparaties uit te voeren.
  • De hoofdzekering (25A of 35A) en kWh-meter zijn verzegeld.

Slide 11 - Tekstslide

Groter vermogen = Groter stroomsterkte (1)
Voor parallel geschakelde apparaten geldt:

Voor het totaal opgenomen vermogen Ptotaal geldt:

Gegeven: P1 = 15W/0,06A, P2 = 40W/0,17A en P3 = 75W/0,32A
Gevraagd: Ptotaal
Oplossing: Ptot = P1 + P2 + P3 = 15 + 40 + 75 = 130W
Itotal=I1+I2+I3+I4+...
Ptotaal=P1+P2+P3+...

Slide 12 - Tekstslide

Groter vermogen = Groter stroomsterkte (1)
Ptotaal =       P1       +    P2     +     P3
             =      U . I1   +  U .I2   +  U . I3
             =     230 .I1  + 230 .I2 + 230 .I3
             = 230    (I1  +         I2 +         I3)
             = 230 .(0,065 +     0,173  +     0,326)
             = 230 . 0,55 = 126,5 W

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Fasedraaden nuldraad
Bruin - fase - 230V
Blauw - nul - 0V
Groen/Geel - aarde - 0V
Zwart - schakeldraad - alleen als deze 'aan' staat.

De aarde draad is met een pen in de grond verbonden.
De nul draad is ook met een pen in de aarde verbonden.

Slide 16 - Tekstslide

Overbelasting
Per groep is de maximaal stroomsterkte Imax = 16A.

Teveel apparaten = overbelasting
Teveel stroom = brandgevaar


Blijft per groep Ptotaal < 3,7 kW dan is geen gevaar.
Overbelasting??

Slide 17 - Tekstslide

Kortsluiting:
Ontstaat als de weerstand in de stroomkring is heel laag.
Itotaal >> 16A
Dat gebeurd als:
  1. fase en nul elkaar raken
  2. fase en aarde elkaar raken
  3. nul en aarde elkaar raken als een apparaat is aan is.

Slide 18 - Tekstslide

Waarom krijgen wasmachines vaak een 'eigen groep'?
A
Hogere spanning
B
Hoge stroom
C
Werkt met water
D
Grotere kans op kortsluiting

Slide 19 - Quizvraag

Waarom heeft een broodrooster niet een 'eigen groep'?
A
Het heeft een klein vermogen
B
Het heeft een lage spanning

Slide 20 - Quizvraag

Wat doet een aardlek schakelaar
A
stroom weg lekken
B
uit gaan als er stroom weg lekt
C
aan schakelen als er stroom gevraagd wordt

Slide 21 - Quizvraag

Er gaat een stroom van 15 A het huis in en er komt een stroom terug van 14,8 A
Slaat de aardlek uit?
Tip
De aardlekschakelaar slaat uit bij een verschil van 30 mA.
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Hiernaast zie je een aardlekschakelaar. Wat is de functie van een aardlekschakelaar?
A
Aardlek schakelt bij overbelasting uit
B
Als er stroom weglekt naar aarde schakelt de aardlek uit
C
Aardlek is er om de elektrische installatie in of uit te schakelen
D
Aardlek meet het vermogen in de elektrische installatie

Slide 23 - Quizvraag

Wat doet de randaarde als een apparaat onder stroom komt te staan?
A
de randaarde zorgt ervoor dat de aardlekschakelaar uit gaat
B
de randaarde laat een zekering kapot gaan
C
de randaarde voert de stroom snel weg naar de aarde
D
de randaarde voert de stroom naar de rand van het apparaat

Slide 24 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
Randaarde
B
Blokkentoren
C
Zekering
D
Dubbele isolatie

Slide 25 - Quizvraag

Is koper een geleider of een isolator?
A
Geleider
B
Isolator

Slide 26 - Quizvraag

Je ziet zout water
A
Zout is een geleider
B
water is een geleider
C
opgelost zout is een geleider
D
water is een geleider door het zout

Slide 27 - Quizvraag

randaarde

Slide 28 - Tekstslide