L3 Spelling van het werkwoord

Les 3: Spelling van het werkwoord
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Les 3: Spelling van het werkwoord

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat heb je nodig?
  • Pen en papier
  • De bookwidget links op SS (staat bij de les van vandaag; vak >> planner)
  • De PDF links op SS (ook bij vak >> planner)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zit het met jouw kennis van de DT regel?
1. Open de link op de volgende slide.
2. Geef je eigen naam in! >> Deze oefening staat namelijk op punten.

Slide 3 - Tekstslide

kahoot 

https://create.kahoot.it/details/14163c11-2788-4cf8-a2f4-e78163d0da50

Slide 4 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Heb je zelf problemen met het spellen van de werkwoorden? Waar heb je vaak moeite mee?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Een opfrisser! Schrijf deze kader op voor jezelf op een apart blad.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1) Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
Hoe weet je of je -d of -dt moet schrijven?
  • Als de stam van een werkwoord eindigt op een -d (landen -> stam= land), vervang je het door een ander werkwoord waarin de stam geen -d staat (vliegen -> stam=vlieg).
>> Hoor je dan een t? Dan is het dt

b.v.: Het vliegtuig vliegt - Het vliegtuig landt

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe vind je de stam van het werkwoord?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het vliegtuig ...
A
land
B
landt

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

... je het antwoord?
A
Raad
B
Raadt

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit ... je nooit!
A
raad
B
raadt

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

2) 0nvoltooid verleden tijd (OVT)

De persoonsvorm in de verleden tijd
belanden -  Hij ... op de gekste plekken!
haasten - Ik ... me naar de bus!

Hoe weet je of je -d of -t moet gebruiken?
  • Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat, moet je het aanpassen aan het onderwerp en -te/-de of -ten/-den toevoegen aan de stam.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... op de gekste plekken.
A
belande
B
belandde

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik ... me naar de bus!
A
haaste
B
haastte

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Verleng het werkwoord
2) OVT
Pas deze regels toe als je het niet meer weet.
Schema op SS!

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opgelet!
Deze regels gelden enkel voor regelmatige werkwoorden. (= zwakke werkwoorden!)

Onregelmatige werkwoorden (= sterke werkwoorden) volgen niet de regels van de vaste vervoeging. Deze moet je vanbuiten leren.

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3) Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) & voltooid verleden tijd (VVT)
De persoonsvorm als voltooid deelwoord
b.v.: belanden; 
Hij ... op de gekste plekken! Waar is hij nu weer ...

Voltooide deelwoorden beginnen met ge- of be- en eindigen op -d of -t. Nooit op -dt! 
  • Als het werkwoord een voltooid deelwoord is, moet je het niet aanpassen aan het onderwerp! Je schrijft dus wat je hoort
  • Als je twijfelt tussen -d en -t, verleng je het werkwoord door er een -e aan toe te voegen. Zo hoor je wat je moet schrijven.
b.v.: gedanste, bewerkte, gebouwde, ...

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pag. 33

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hij ... je nooit!
A
geloofd
B
gelooft

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is hij nu weer ... ?
A
beland
B
belant

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het pakje is niet op tijd ... (arriveren)
A
gearriveerd
B
gearriveert

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een dag niet gelachen is een dag niet ... (leven)
A
geleefd
B
geleeft

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pag. 33
Enkelvoud
Meervoud
Enkelvoud
Meervoud
Schrijf ook dit schema over op je apart blad.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bookwidget
We oefenen het stappenplan voor werkwoordspelling via bookwidgets:
  • SS >> vakken >> Nederlands KLAS >> oefeningen >> Les 3: werkwoordspelling >>  De spelling van werkwoorden: stappenplan
  • Je mag je eigen nota's gebruiken bij het maken van deze bookwidget.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhalingsoefening
Oef. 6 p. 29

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een opfrisser! Schrijf deze kader op voor jezelf op een apart blad.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak oef. 6d p. 30
  • Vul de juiste vorm van het werkwoord in
  • Vul in tussen haakjes: Persoonsvorm in de OTT of Voltooid deelwoord (VD).
timer
5:00

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak oef. 7 p. 31
  • Vul in met d, t, dt, dd of tt
timer
5:00

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak oef. 8 p. 32
Kies uit: 
  • persoonsvorm, tegenwoordige tijd (ott)
  • persoonsvorm, verleden tijd (ovt)
  • voltooid deelwoord (vd)
timer
5:00

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pag. 33
Enkelvoud
Meervoud
Enkelvoud
Meervoud

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

We oefenen voor de toets
We oefenen de spelling van het werkwoord voor de toets donderdag 17/10. Zo heb je thuis minder werk.

Maak de oefeningen op SS > Oefeningen > L3: Spelling van het werkwoord > Oefening 1, 2 & 3. Gebruik je schema op p. 33!

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies