2H - les 2 - STG (P3)




2H - martes 7 de febrero - STG
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les




2H - martes 7 de febrero - STG

Slide 1 - Tekstslide

Programa
  1. Vocabulario unidad 5 (volgende les check woordje 1-15)
  2. Ser 
  3. Hay
  4. Estar
  5. Trabajamos
  6. Deberes
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Ser
Betekenis:  zijn

Gebruik
- vaste eigenschappen. 
- Identiteit (nationaliteit, geslacht, beroep en afkomst)

- Tijd, datums, dagen en gebeurtenissen 

- Waarvan iets gemaakt is, iemand zijn eigendom

Slide 3 - Tekstslide

HAY

Betekenis: er is/ er zijn 

(of in een vraagzin: zijn er/ is er)


Heeft maar 1 vervoeging: Hay


Gebruik:
- hoeveelheden (mucho/a, poco/a, demasiado/a, etc)
- onbepaalde lidwoorden (un, una, unos, unas).


Slide 4 - Tekstslide

ESTAR
Betekenis: Zijn / zich bevinden

Gebruik: 
- plaatsbepaling
- gevoel, stemming, emotie
- fysieke toestanden 
- uiterlijkheid
- Burgelijke staat (getrouwd, gescheiden, overleden, etc.)
Blz. 54, ej 1 & 2

Slide 5 - Tekstslide

Hay/ser/estar (zijn)
Bij 'zijn' altijd de top 3 volgen:

1. Hay (staat er letterlijk 'er is' of 'er zijn' in de zin?)

2. Estar (kun je 'zijn' vervangen door 'zich bevinden'?)

3. Ser (in de overige gevallen). 

Let op: je kunt je ook in een tijdelijke emotionele staat bevinden. Bijv. verdrietig, boos, verliefd etc. Ook dan gebruik je 'estar'.

Slide 6 - Tekstslide

Hay - Estar - Ser

Blz 55, ej 4

Slide 7 - Tekstslide

¿ Hay / Estar / Ser ?
  1. Estoy / soy en la clase.
  2. eres/ estás una chica alta y guapa
  3. La madre de mi amigo es / está policía
  4. Los amigos de Pepe son/ están en el parque
  5. Hay/ están muchas casas bonitas en este barrio
  6. ¿Dónde hay/ está el móvil de mi hermana?
  7. Vosotros sois/estáis unos alumnos muy listos
  8. Somos/ Estamos en el centro comercial

Slide 8 - Tekstslide

¿ Hay / Estar / Ser ?
  1. Chupa Chup .................. una marca española.
  2. Mi colegio ...................... en Uithoorn.
  3. ¿................ un cine en Uithoorn?
  4. No, no ..................... un cine en Uithoorn.
  5. Amsterdam ............... la capital de Holanda.
  6. ............... muchos estudiantes en la universidad de Amsterdam.
  7. Los chicos .................. en el centro comercial.
  8. Gazpacho ................ un plato (=gerecht) típico de España.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden
  1. Chupa Chup ES una marca española.
  2. Mi colegio ESTÁ en Uithoorn.
  3. ¿HAY un cine en Uithoorn?
  4. No, no HAY un cine en Uithoorn.
  5. Amsterdam ES la capital de Holanda.
  6. HAY muchos estudiantes en la universidad de Amsterdam.
  7. Los chicos ESTÁN en el centro comercial.
  8. Gazpacho ES un plato (=gerecht) típico de España.

Slide 10 - Tekstslide

Hay - Estar - Ser
Blz 55, ej 4
Blz 55, ej 5 & 6

Slide 11 - Tekstslide

La casa
Blz 52, ej 4, 5, 6 --> Zinnen maken (met hay/estar/ser)


Daarna DEZE online opdracht
(hay/estar/ser + tener)

Slide 12 - Tekstslide

Quizlet LIVE

werkwoord ESTAR

Slide 13 - Tekstslide

Deberes
Voca Unidad 5 blz 107 NL-SP
1-20

Slide 14 - Tekstslide