AVO + NE startles

AVO + NE startles
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

AVO + NE startles

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Dagopening Ik gun het je!
Uitleg AVO
Uitleg stagepapieren
Uitleg vrijstelling MBO
Aan de slag met Nederlands en wiskunde
Doel van deze les: Je weet meer over de invulling van de AVO lessen en vakken gekoppeld aan stage.

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg stage
  • Uitleg invulling AVO uren
  • Doornemen stagebrief
  • Uitleg urenlijst
  • Uitleg arbeidsvaardigheden
  • Uitleg logboek/leerdoelen
  • Vrijstelling MBO 2 Nederlands en rekenen
  • Koppeling Nederlands + AVO (verwerking stage)
  • Uitleg wiskunde

Slide 3 - Tekstslide

E-mail
Opdracht: Schrijf een e-mail naar je stageplek. 

Conventies:
- Aanhef
- inleiding, kern en slot
- Afsluiting

Inhoud:
- Jezelf voorstellen (naam/leeftijd/school/klas/richting
- Uitleggen dat je stage moet lopen, wanneer en waarom je daar stage wil lopen
- Twee positieve eigenschappen, werkervaring en wat je te bieden hebt
- Twee opdrachten die je daar graag wil uitvoeren
- Afsluiten met bedanken en dat je op reactie wacht

Slide 4 - Tekstslide

Goedemorgen toppers!
Uitleg Numo
Uitleg e-mail aan de directeur
Aan het werk in differentiatiegroepen
Brief klaar> inleveren
Aan het werk met Numo

11:50 korte pauze




Slide 5 - Tekstslide

NUMO introductie

Slide 6 - Tekstslide

Stap 1
Ga naar mijn.numo.nl

Typ bij verkorte schoolnaam: vechtdalvmbo

Slide 7 - Tekstslide

e-mailadres: vechtdaladres
wachtwoord: Numo-01

Slide 8 - Tekstslide

Gebruikersnaam
brumpf7114@leerling.vechtdalcollege.nl
dputten7778@leerling.vechtdalcollege.nl
dardesch7504@leerling.vechtdalcollege.nl
dsterken7891@leerling.vechtdalcollege.nl
ekleinja8956@leerling.vechtdalcollege.nl
ejutten2175@leerling.vechtdalcollege.nl
idijkman7953@leerling.vechtdalcollege.nl
jtreur0220@leerling.vechtdalcollege.nl
jcorte7845@leerling.vechtdalcollege.nl
jhemmink6919@leerling.vechtdalcollege.nl
kveldhui8339@leerling.vechtdalcollege.nl
lbel8391@leerling.vechtdalcollege.nl
lbos7731@leerling.vechtdalcollege.nl

lkooten6792@leerling.vechtdalcollege.nl
msnel6925@leerling.vechtdalcollege.nl
nmakking7182@leerling.vechtdalcollege.nl
ndisberg7196@leerling.vechtdalcollege.nl
rkharbou9195@leerling.vechtdalcollege.nl
rbrouwer8441@leerling.vechtdalcollege.nl
slindebo1574@leerling.vechtdalcollege.nl
tkiefte7961@leerling.vechtdalcollege.nl
tgroot7156@leerling.vechtdalcollege.nl

Wachtwoord
Numo1

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Schrijf een e-mail 
Zelfstandig aan het werk
Luuk, Eva-Lin, Ilse, Kisten, Lindsey, Noa, Rama, Sanne en Tijn

Instructie en samen starten
Jan, Bo, Daniel, Erik, Devin, Jan, Jarell, Jesper, Luca, Marijn, Naud, Robert-Jan en Thijs


Slide 12 - Tekstslide

Goedemorgen!
Doel van de les: Je weet welke zinsdelen er dit jaar aanbod komen.
  • Luuk
  • Engels
  • Uitleg PTA > toetsen + toetsvorm
  • Uitleg grammatica, zinsdelen
  • Oefenen via Numo.nl > grammatica > klaar spelling


Slide 13 - Tekstslide

Wat weten jullie nog van grammatica?

Slide 14 - Woordweb

Lesdoelen
  • Ik kan de persoonsvorm aanwijzen in een zin;
  • Ik kan een zin in zinsdelen verdelen;
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen in een zin;
  • Ik kan het onderwerp benoemen in een zin;
  • Ik kan het lijdend voorwerp benoemen in een zin;
  • Ik kan het meewerkend voorwerp benoemen in een zin;
  • Ik kan de bijwoordelijke bepaling benoemen in een zin.

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm in enkelvoudige zin
Maak de zin vragend.
Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Het werkwoord is = altijd persoonsvorm ;-)

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm van de volgende zin?
De wandelaars hebben voldoende rust genomen.
A
De wandelaars
B
hebben
C
voldoende rust
D
genomen

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Jip en Janneke spelen verstoppertje op straat.
A
Jip en Janneke
B
verstoppertje
C
op straat
D
spelen

Slide 18 - Quizvraag

GRAMMATICA ZINSDELEN
zinsdelen

Een zin kun je in verschillende stukjes verdelen. Deze stukjes noemen we zinsdelen. Een persoonsvorm is zo'n zinsdeel.


Slide 19 - Tekstslide

Wat zijn zinsdelen?
A
Stukjes van een zin
B
stukjes van een woord
C
één woord

Slide 20 - Quizvraag

Het onderwerp
Het onderwerp vind je door te vragen:
Wie/wat + WG + er?

Voorbeeld 
Hebben/ zij /de honden/ alleen in huis /gelaten?
 PV (wg)                                                                       wg
Wie hebben er gelaten?

Slide 21 - Tekstslide

Korte en lange onderwerpen

Zin met een kort onderwerp:

Peter | koopt | een nieuwe laptop voor zijn vader.


Zin met een lang onderwerp:

De dikke grizzlybeer die uit de prullenbak staat te eten | kijkt | naar mij.


Slide 22 - Tekstslide

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 23 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?

Ik leer het onderwerp te vinden.


A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 25 - Quizvraag

 Jou / jouw 
Wanneer gebruik je jou en wanneer gebruik je jouw?
Schrijf dit in stilte op 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

In eigen woorden
- Schrijf in eigen woorden op wat het verschil is tussen een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord.

- Maak de volgende zinnen af:
1. Kunt u .................................................................................?
2. Is dit jouw ...........................................................................? 

Slide 28 - Tekstslide

Jou / u / mij --> persoonlijk voornaamwoord, verwijst naar een persoon
Je kunt het vaak vervangen door een naam

Jouw / uw / mijn--> bezittelijk voornaamwoord, ze geven een BEZIT aan. (vaak staat er een zelfstandig naamwoord achter)

Slide 29 - Tekstslide

Schrijf de juiste vorm op 
  1.  Henk zet jou / jouw gegevens op de lijst 
  2.  Dat ga ik meteen voor jou / jouw doen. 
  3. Jou / jouw cake is het lekkerst. 
  4. Ik heb het aan jou / jouw broer gevraagd.
  5. Wilt u / uw nog wat drinken?
  6. Mij / Mijn telefoon is op de grond gevallen.
  7. Wil je mij / mijn even antwoord geven?
  8. Gisteren vierden we jou / jouw verjaardag. 

Slide 30 - Tekstslide

Antwoorden
  1.  Henk zet jou / jouw gegevens op de lijst  
  2.  Dat ga ik meteen voor jou / jouw doen.  
  3. Jou / Jouw cake is het lekkerst.  
  4. Ik heb het aan jou / jouw broer gevraagd. 
  5. Wilt u / uw nog wat drinken? 
  6. Mij / Mijn telefoon is op de grond gevallen. 
  7. Wil je mij / mijn even antwoord geven? 
  8. Gisteren vierden we jou / jouw verjaardag. 

Slide 31 - Tekstslide

Ik snap het
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll