EVE Klas 3 Leesvaardigheid: Oefenen a.d.h.v. tekst Bewegen en gezondheid

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 3

Leesvaardigheid

Doel

Je kunt in een tekst het volgende benoemen:

• Titel, tussenkopjes, bron, alinea's, auteur
• Tekstdoel, tekstsoort, onderwerp, hoofdgedachte
• Signaalwoorden + tekstverband + verwijswoorden
• Vragen over de inhoud van de tekst

Deze les

- Bespreken huiswerk

- Herhalen theorie

- Oefenen met tekst

- Vragen/ bespreken

onderwerp?

titel

afbeelding

tussenkopjes

inleiding

alinea's scannen

Wat zou er bedoeld worden met

Hoofdgedachte is vaak te vinden:

• in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:

Wat is het belangrijkste wat er in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?

Wat is de tekstvorm?

1. Handleiding
2. Artikel
3. Nieuwsbericht
4. Folder

Wat is het tekstdoel?

1. Informeren
2. Instructie geven
3. Amuseren
4. Activeren

Verwijswoorden

Kies het juiste verwijswoord:

mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.

het-woorden (onzijdig)	het, zijn	dat, dit
de-woorden (mannelijk)	hij, hem, zijn	die, deze
de-woorden (vrouwelijk)	zij/ze, haar	die, deze
meervoud	zij/ze, hen, hun	die, deze

En dan nu

Kijk naar de tekst die je hebt gekregen.

Beantwoord de volgende vragen!

Wat is de bron?

Hoeveel alinea's heeft de tekst?

Wat is het onderwerp?

Wat is de hoofdgedachte?

Wat is het tekstdoel?

Wat is het echte doel van het vak LO?

Welke drie dingen zijn volgens de auteur onmogelijk geworden in deze crisis? (Alinea 3)

Er wordt in alinea 5 gesproken over een beweegmanager. Wat houdt dit in?

Wie is de auteur?

Signaalwoord

Verwijswoord

omdat 

dus

hoewel

en

hij 

zij

die

dat

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

Koppel het tekstdoel aan de tekstsoort

Tekstsoorten

-Betoog

-Leertekst 

-Reclametekst

-Recept

-Strip

Amuseren

Activeren

Instrueren

Informeren

Overtuigen

Doel

Je kunt in een tekst het volgende benoemen:

• Titel, tussenkopjes, bron, alinea's, auteur
• Tekstdoel, tekstsoort, onderwerp, hoofdgedachte
• Signaalwoorden + tekstverband + verwijswoorden
• Vragen over de inhoud van de tekst

Waar ga je nog extra mee oefenen?

Vorm (titel, tussenkopjes, enz.)

Signaalwoorden en tekstverbanden

Verwijswoorden

Onderwerp en hoofdgedachte

Tekstsoort en tekstdoel

Anders, namelijk...

Anders, namelijk...

Heb je het idee dat je met behulp van de Leesvaardigheid lessen goed voorbereid bent op de toets?

😒🙁😐🙂😃