S10 - Tekstopbouw: enkele begrippen

• Nederlands
• Secundair onderwijs

S10 - Tekstopbouw

Enkele begrippen

Tekstopbouw

Tekstopbouw

Doelen

1. Je kent de volgende begrippen: onderwerp, hoofdgedachte, hoofdpunt, titel, tussentitel, alinea.
2. Je kunt de betekenis van die begrippen uitleggen.
3. Je kunt de begrippen toepassen in oefeningen.
4. Je kunt onderzoeken hoe de schrijver van een zakelijke tekst gebruikmaakt van onderwerp, hoofdgedachte, hoofdpunt, titel, tussentitel, alinea.

‘Alles staat of valt met hoe we ons verhouden tot dieren’

Opdracht: 

Lees de tekst (zie Word-document in de planner).

Zo dadelijk krijg je per twee één vraag om te checken of je de leerstof goed bestudeerd en begrepen hebt!

Vraag 1

Wat is het onderwerp/de hoofdgedachte van de tekst?

Waar vind je dit in de tekst?

Vraag 2

Wat betekent diagonaal lezen?

Wat heeft dat te maken met de globale inhoud van een tekst?

Vraag 3

Wat is het eerste en laatste woord van de inleiding?

Vraag 4

Wat is het eerste en laatste woord van het slot?

Vraag 5

Het midden van de tekst bevat heel wat hoofdpunten die weergegeven worden in alinea's. Hoeveel alinea's zijn er?

Vraag 6

Op welke manier wordt het onderscheid tussen de alinea's weergegeven in deze tekst?

Vraag 7

Hoeveel tussentitels staan er in de tekst?

Vraag 8

Waarom worden die tussentitels gebruikt in de tekst?

Vraag 9

Waar staat de bron van de tekst?

Vraag 10

Wat is het tekstdoel? Wat is de tekstsoort? Wat is het teksttype?