In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
leesvaardigheid
tekstverbanden en signaalwoorden
Slide 1 - Tekstslide
tekstverbanden
Slide 2 - Woordweb
tekstverband
Een tekstverband geeft aan op welke manier woorden, zinnen en alinea's met elkaar samenhangen.
Slide 3 - Tekstslide
signaalwoorden
Slide 4 - Woordweb
signaalwoord
Door een signaalwoord kun je herkennen met welk tekstverband je te maken hebt.
Slide 5 - Tekstslide
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
Ik vind pretparken niet leuk. Allereerst word ik misselijk als ik rondjes draai en ook heb ik hoogtevrees.
Ik durf niet in die snelle achtbaan, maar mijn broertje is een echte waaghals.
Frisdranken zoals cola en sinas bevatten vaak erg veel suiker.
Niets wordt aan het toeval overgelaten. Zo hebben we het sterkste frame gebruikt dat er bestaat.
Het onvoorspelbare van de training maakt het zo zwaar. Toch is het nodig, vinden de instructeurs.
Behalve het sterkste frame, hebben we bovendien een comfortabel zadel op de fiets gemonteerd.
Slide 6 - Sleepvraag
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Toelichtend verband
tegenover, toch, echter
zo, als, zoals, neem nou
en, verder, bovendien
Slide 7 - Sleepvraag
Deze tekstverbanden moet je kennen:
1. opsommend verband (opsomming)
- dingen die met elkaar te maken hebben, worden achter
elkaar opgenoemd.
- voorbeelden van signaalwoorden: ten eerste, om te
beginnen, bovendien, ook, verder, ten slotte, en,
opsommingstekens
Slide 8 - Tekstslide
Deze tekstverbanden moet je kennen:
2. tegenstellend verband (tegenstelling)
- tegenovergestelde zaken worden genoemd
- voorbeelden van signaalwoorden: maar, tegenover, toch,
echter, hoewel, daarentegen, ofschoon
Slide 9 - Tekstslide
Deze tekstverbanden moet je kennen:
3. toelichtend verband (toelichting/voorbeeld)
- een onderwerp wordt uitgelegd, verduidelijkt,
vaak met behulp van voorbeelden
- voorbeelden van signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, als,
zoals, denk aan, neem nou
Slide 10 - Tekstslide
Wat is het signaalwoord in de volgende zin:
Ten eerste maken de tekenaars figuren die bij het spel passen.
A
ten eerste
B
eerste
C
die
D
passen
Slide 11 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'ten eerste'?
Slide 12 - Open vraag
Wat is het signaalwoord in de volgende zin:
Vrijdag gaf de WHO de variant een eigen Griekse letter zoals dat ook bij eerdere varianten gebeurde.
A
vrijdag
B
eigen
C
zoals
D
eerdere
Slide 13 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'zoals'?
Slide 14 - Open vraag
Wat is het signaalwoord in de volgende zinnen:
Hoewel hij duidelijk praatte, het publiek aankeek en zijn slides overzichtelijk waren, vond men de presentatie matig..
A
hoewel
B
duidelijk
C
overzichtelijk
D
vond
Slide 15 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij het signaalwoord 'hoewel'?
Slide 16 - Open vraag
Welk tekstverband herken je in de volgende zin:
Mijn broer denkt echter dat het een kinderachtige game zal zijn.
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
toelichtend verband
Slide 17 - Quizvraag
Aan welk signaalwoord herken je het tegenstellend verband?
Mijn broer denkt echter dat het een kinderachtige game zal zijn.
Slide 18 - Open vraag
Welk tekstverband herken je in de volgende zinnen:
Eerst maak in een kladsamenvatting. Daarna schrijf ik deze in het net. Ten slotte leer ik het uit mijn hoofd.
A
opsommend verband
B
tegenstellend verband
C
toelichtend verband
Slide 19 - Quizvraag
Aan welk signaalwoorden herken je het opsommend verband? Eerst maak in een kladsamenvatting. Daarna schrijf ik deze in het net. Ten slotte leer ik het uit mijn hoofd.
Slide 20 - Open vraag
Nu zelf aan het werk
- Theorie leesvaardigheid nog een keer op een rijtje zetten? (Bekijk eventueel nog een keer de filmpjes in de methode.)