1. Lees om de beurt een alinea voor (doe dat een beetje zachtjes).
2. Na elke alinea vat de voorlezer kort samen wat hij of zij gelezen heeft.
3. Beantwoord daarna om de beurt de vragen 1 t/m 10
4. Overleg over de antwoorden en help elkaar waar nodig!
5. Klaar? Haal vooraan een nakijkmodel.
Helemaal klaar? Start met Woordenschat opdracht 1, blz. 101