- de persoonsvorm is een werkwoord (je kunt het doen)
Zo vind je de persoonsvorm:
1. Zet de zin in een andere tijd, het woord dat verandert is de pv.
--> Mijn vriend wil / wilde een voetbal.
2. Maak een vraagzin, het woordt dat vooraan komt is de pv.
--> Wilde mijn vriend een voetbal?