Passé composé être

Passé composé
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Passé composé

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de passé composé?
A
de tegenwoordige tijd
B
de verleden tijd
C
het voltooid deelwoord
D
de toekomstige tijd

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Vertaal: ik heb gedanst (danser)

Slide 4 - Open vraag

Vertaal: wij hebben gegeven (donner)

Slide 5 - Open vraag

Werkboek p. 16

Slide 6 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord 'être'.

Slide 7 - Open vraag

Werkboek p. 16

Slide 8 - Tekstslide

het être-huis
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het voltooid deelwoord van ...
arriver?

Slide 10 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
descendre?

Slide 11 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
aller?

Slide 12 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
sortir?

Slide 13 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
partir?

Slide 14 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
entrer?

Slide 15 - Open vraag

Wat is het voltooid deelwoord van ...
venir?

Slide 16 - Open vraag

LET OP !!!

de passé composé met être 

--> aanpassing voltooid deelwoord !
                                        vrouwelijk +e
                                        meervoud +s

                               
ÊTRE + VD(+e/+s/+es)               

Slide 17 - Tekstslide

Werkboek p. 16

Slide 18 - Tekstslide

Maak oef. 6 op p.18

Slide 19 - Tekstslide

rester Il __________ en Belgique.
ÊTRE + VD(+e/+s/+es)               
ÊTRE + VD(+e/+s/+es)               

Slide 20 - Open vraag

partir Tu __________ quand?

Slide 21 - Open vraag

venir Je __________ mardi soir.

Slide 22 - Open vraag

sortir Nous __________ vers huit heures.

Slide 23 - Open vraag

arriver Ils __________ hier matin.

Slide 24 - Open vraag

venir Christophe __________ chez vous?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Maak oef. 7 op p.18
Transforme du présent au passé composé.
Verander van het heden naar het verleden.

Slide 27 - Tekstslide

Je vais à la bibliothèque.
Je ______________________à la bibliothèque.
vais --> aller                

Slide 28 - Open vraag

Il monte par l’escalier.
Il ____________________ par l’escalier.
monte --> monter                            

Slide 29 - Open vraag

Arnaud entre dans le garage.
Arnaud ___________________ dans le garage.
entre --> entrer                

Slide 30 - Open vraag

Tu descends en bas ?
Tu _______________________en bas ?
descends --> descendre          

Slide 31 - Open vraag

Nous rentrons mercredi.
Nous _________________ mercredi.
rentrons --> rentrer      

Slide 32 - Open vraag

Slide 33 - Tekstslide

Vind je de passé composé met être moeilijk?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll