3H Grammaire H chapitre 5 GL

Grammaire H
Chapitre 5
Grandes Lignes 3HV
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammaire H
Chapitre 5
Grandes Lignes 3HV

Slide 1 - Tekstslide

Chapitre 5:
Paragraphe D:
Het delend lidwoord (p. 22)

Paragraphe H:
Het werkwoord VENIR (= komen) (p. 36)

Slide 2 - Tekstslide

Het werkwoord VENIR (= komen) (1)
Leer de présent (= tegenwoordige tijd) van dit werkwoord uit je hoofd. Het is namelijk een onregelmatig werkwoord!

Je viens                           Nous venons
Tu viens                           Vous venez
Il/elle/on vient               Ils/elles viennent




Slide 3 - Tekstslide

Choisis le bon verbe.
Tu ................. chez moi?
A
viens
B
vient
C
venons
D
venez

Slide 4 - Quizvraag

Choisis le bon verbe.
Marc ................. ici.
A
viens
B
vient
C
venons
D
venez

Slide 5 - Quizvraag

Choisis le bon verbe.
Madame, vous ...................... à la fête?
A
viens
B
vient
C
venons
D
venez

Slide 6 - Quizvraag

Choisis le bon verbe.
Les élèves ................ de Paris.
A
vient
B
venons
C
venez
D
viennent

Slide 7 - Quizvraag

Het werkwoord VENIR (= komen) (2)
Je moet ook de passé composé (= verleden tijd) kennen.
- Gebruik het hulpww être en dan het voltooid deelwoord venu.
- Noteer een extra -e en/of -s indien nodig. Dat ligt aan het OW.

Yousef est venu.                                Les garçons sont venus.
Lara est venue.                                   Les filles sont venues.





Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste vorm van het VD?
Nous sommes ......... à Paris.
A
venu
B
venue
C
venus
D
venues

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het VD?
Sophie est ...... à l'école.
A
venu
B
venue
C
venus
D
venues

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de juiste vorm van het VD?
Patricia, tu es ........?
A
venu
B
venue
C
venus
D
venues

Slide 11 - Quizvraag

Remplis le bon verbe.
Je (venir, présent) à Nice.

Slide 12 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
Je (venir, passé composé) à Nice.

Slide 13 - Open vraag

Remplis le bon verbe.
Elles (venir, passé composé) à Cannes.

Slide 14 - Open vraag

Aller plus loin..
Paragraphe D:
Fais ex 15C, 15D, 16A, 16D (p. 23)

Paragraphe H:
Fais ex 29B et 30 (p. 36)

Slide 15 - Tekstslide