Klas 1: Herhaling grammatica AR unit 5

Grammar herhaling
- much or many?
- vergelijkingen (-er + -est) 
- present simple of present continuous
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Grammar herhaling
- much or many?
- vergelijkingen (-er + -est) 
- present simple of present continuous

Slide 1 - Tekstslide

Much or many?
Much gebruiken we bij woorden die enkelvoud en ontelbaar zijn.
Many gebruiken we bij woorden die meervoud en telbaar zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Step 1 :     Kijk naar het woord dat na much/many volgt
Step 2 :    Kun je dit woord tellen
Step 3 :     Yes -->  many          No --> much

I don't have much / many time for sports this week. 
Does this shop has much / many products? 
John doesn’t always have much / many books in his bag.
How much / many homework have you got?
MUCH
MUCH
MANY
MANY

Slide 3 - Sleepvraag

Do we use 
much or many 
with these words?
Much
Many
Milk
Children
People
Money
Water
Lemonade
Dogs
Pizzas
Sand
Pens

Slide 4 - Sleepvraag

Vergelijkingen -er & -est
Vergrotende trap: hij is ouder dan ik ben.
Overtreffende trap: hij is het oudste.
Vergrotende trap
Overtreffende trap
1 of 2 lettergrepen
faster (than)
older (than)
shorter (than)
(the) fastest
(the) oldest
(the) shortest
Meerdere lettergrepen
more beautiful (than)
more expensive (than)
(the) most beautiful
(the) most expensive

Slide 5 - Tekstslide

Onregelmatige vergelijkingen
Je moet bij het proefwerk weten dat deze anders zijn en de -er + -est regel niet volgen.


Slide 6 - Tekstslide

Wat is de vergrotende trap van 'beautiful'?
A
beautifuller than
B
more beautiful than
C
beautifuler than
D
beautifulst than

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de overtreffende trap van 'smart'?
A
smarter than
B
the more smart
C
the most smart
D
the smartest

Slide 8 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
England is _________ Australia. (kleiner dan)
A
more small than
B
the most smaller
C
smaller than
D
the smallest

Slide 9 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.
Are dolphins ___________ animals in the world? (de meest intelligente)
A
the most intelligent
B
the intelligentest
C
intelligenter than
D
more intelligent

Slide 10 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord:
Cardiff is _________ city in Wales. (de grootste)
A
the most big
B
more big than
C
bigger than
D
the biggest

Slide 11 - Quizvraag

Present simple vs. present continuous
Present simple
Present continuous
Wanneer?
Feiten/gewoonten
iets is nu aan de gang
Signaalwoorden
usually, always, often, never, sometimes, every day
now, at the moment, currently, as we speak
Hoe?
Hele werkwoord
he/she/it = werkwoord + s
am/are/is + werkwoord + ing

Slide 12 - Tekstslide

Present simple vs. present continuous
Kijk goed naar de verschillende vormen (+, - en ?), we gaan zo beginnen met de opdrachten. 

Slide 13 - Tekstslide

Present Simple vs. Present Continuous

She ________ the piano now.
A
is playing
B
plays
C
is play
D
are playing

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple vs. Present Continuous

She often ___________ T-shirts.
A
are wearing
B
wears
C
is wearing
D
wear

Slide 15 - Quizvraag

Present simple vs Present continuous

Julie ___________ at the moment.
A
sleeps
B
sleeping
C
sleep
D
is sleeping

Slide 16 - Quizvraag

Present simple vs Present continuous

You always ________ late.
A
arrive
B
are arriving
C
is arriving
D
arrives

Slide 17 - Quizvraag

Present simple vs. present continuous.
Maak zelf de juiste vorm.
They ___________ their books as we speak. (read)

Slide 18 - Open vraag

Present simple vs. present continuous.
Maak zelf de juiste vorm.
My brother usually _________ football on Saturday. (play)

Slide 19 - Open vraag

Present simple vs. present continuous.
Maak zelf de juiste vorm.
My mom ___________ dinner now. (cook)

Slide 20 - Open vraag

Present simple vs. present continuous.
Maak zelf de juiste vorm.
I __________ to music whenever I can. (listen)

Slide 21 - Open vraag