K3 - All Right unit 1

Herhaling unit 1 - k3
Welcome :) 
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling unit 1 - k3
Welcome :) 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Test unit 1:
- words / expressions
- present continuous vs simple
- versterkende bijwoorden (very, too, ..)
- plaats (under, on, ..)
- vergelijkingen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gebruik de juiste trap van vergelijking:

Ron is a small dog, but the cat is .............
A
Small
B
Smaller
C
Smallest

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergelijkende trap voor 'dangerous'?
A
dangerousest
B
dangerouser
C
more dangerous
D
most dangerous

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:


Our house is ......................... yours.
A
Largest
B
Largeer then
C
Larger than
D
Largeest than

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vergelijkende trap voor 'bad'?
A
badder
B
worse
C
worst
D
baddie

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin heeft een onjuiste vorm van de vergelijkende trap?
A
My hair is longer than hers.
B
My phone is more expensive than hers.
C
My car is more fast than my friend's car.
D
My dog is faster than my cat.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke zin heeft een juiste vorm van de vergelijkende trap?
A
My car is more fast than your car.
B
My car is fast than your car.
C
My car is the fastest car.
D
My car is faster than your car.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Which one is correct??
A
John is taller then Tim.
B
John is taller than Tim.
C
John is taler than Tim.
D
John is more tall than Tim.

Slide 9 - Quizvraag

- than altijd met a als je dingen vergelijkt. vertaling is "dan". then met een e wordt vertaling '"toen". 
- kort woord dus + er of est
- vergelijking in de zin dus vergelijkende trap + er than 
- tal eindigt met een medeklinker en klinker dus klinker verdubbelt. 
Maak de trap van vergelijking af:
Good - ... - Best
A
Gooder
B
Goodest
C
Better
D
Worse

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de trap van vergelijking af:
... - worse - worst
A
sausage
B
good
C
little
D
bad

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:



I think the scripts are the .............. (bad) in the world.
A
Badest
B
Baddest
C
Worst
D
More bad

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul de juiste vorm van de trap van vergelijking in:


You can see James Bond doing the ................. (exciting) stunts.
A
Excitinger
B
Excitingest
C
More exciting
D
most exciting

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple <> present continuous?

Sam ___________ right now. (-)
A
isn't singing
B
singing not
C
doesn't sing
D
did not sing

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

I ________ meat.
A
sometimes eat
B
am sometimes eating

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple / Present Continuous:
I _______ in London.
A
live
B
am living

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

Look! She ________ him.
A
kisses
B
is kissing

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
You usually _________ late.
A
arrive
B
are arriving

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
She always _______ jewellery.
A
are wearing
B
wears
C
is wearing
D
wear

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous

________ at the moment?
A
Is Jeffrey working
B
Does Jeffrey work

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple <> Present Continuous
____ Given ____ (like) pizza?
A
Do Given like
B
Does Given likes
C
Is Given liking
D
Does Given like

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple/ present continuous?
Shaun ........... now.
A
isn't singing
B
singing not
C
doesn't sing
D
sings not

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer gebruiken we de present simple & present continuous
A
verleden tijd
B
tegenwoordige tijd
C
toekomst
D
voltooide tijd

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple/ Present Continuous
Look! She ________ him.
A
kisses
B
is kissing

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We can choose ____two starters.
A
at
B
in
C
on
D
between

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

The vase is __ the dining table.
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

We live __ the train station
A
at
B
on
C
in
D
near

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

There was a boy ____the window.
A
at
B
in
C
on
D
between

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

I am ______ school right now
A
at
B
on
C
in
D
above

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste voorzetsel van plaats:

The ball rolled _______ my bed
A
at
B
on
C
in
D
under

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

I'm sitting _____ two chairs
A
at
B
on
C
in
D
between

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies de juiste voorzetsel van plaats:

My parents are _____ holiday
A
at
B
on
C
in
D
by

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste voorzetsel.
The plate is ______ the cutlery. (naast)
A
near
B
on
C
under
D
next to

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Versterkend bijwoord: Opdracht 5b You have been ... helpful. Thanks!
A
extremely
B
such
C
too

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"You have been ______ helpful. Thanks!"
A
extremely
B
such
C
so
D
deeply

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"Peter reads ______ slowly."
A
absolutely
B
deeply
C
very
D
extremely

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"This time they ______ have gone too far."
A
extremely
B
really
C
so
D
very

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk versterkend bijwoord moet in deze zin?
"Sara is _____ a fast swimmer."
A
very
B
quite
C
extremely
D
so

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies