Klas 1 P3 les 9 - BZL (07-04-2021)

Mevrouw van der Biezen
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mevrouw van der Biezen

Slide 1 - Tekstslide

El programa de hoy
  • Corregir los deberes
  • 'en' (y/e)
  • El verbo llamarse
  • ¡A trabajar!
  • Formatieve toets unidad 1

Slide 2 - Tekstslide

Los deberes: Gente Joven tekstboek p.23-6A y B 
1. Dos personas que tienen gatos: 
2. Una persona que tiene un perro:
3. Una persona no es española:
4. Dos personas que tienen dos nacionalidades:
5. Dos personas que hablan dos o más idiomas:

Slide 3 - Tekstslide

Het voegwoord en 'y/e'
En...

Ons woordje 'en' is in het Spaans 'y':
'Juan y María' (Jan en Maria).


Maar 'y' verandert in 'e' wanneer het wordt gevolgd door een i-klank.
'Holanda e Inglaterra' (Nederland en Engeland).
'La señora tiene hijas e hijos' (De mevrouw heeft dochters en zoons.)

Slide 4 - Tekstslide

Hacer: 
¿Qué? p. 23 ejercicio 2
¿Cómo? individualmente
¿tiempo? 5 minutos
timer
5:00

Slide 5 - Tekstslide

Llamarse
LLamarse = heten/zich noemen


Met dit werkwoord kun je vertellen hoe je heet, maar ook hoe jouw ouders, broers/zussen heten.  

Slide 6 - Tekstslide

 Werkwoord llamarse - heten
ik heet
(yo) me llamo
jij heet
(tú) te llamas
hij heet
(él) se llama
zij heet
(ella) se llama
u heet
(usted) se llama

Slide 7 - Tekstslide

Hacer: 
¿Qué? p. 21 Ejercicio 5A y 5B
¿Cómo? individualmente
¿tiempo? 10 minutos
¿Meta?  el uso del verbo llamarse
timer
10:00

Slide 8 - Tekstslide

De ontkenning 
'Niet' of 'geen' vertaal je in het Spaans met 'no'.
Het woordje 'no' komt vóór de persoonsvorm. In de volgende zinnen is de persoonsvorm onderstreept.
Voorbeeldzinnen
El chico es holandés.               De jongen is Nederlands.
El chico no es holandés.         De jongen is niet Nederlands.

Yo hablo inglés.                            Ik spreek Engels.
Yo no hablo inglés.                      Ik spreek geen Engels.

Nosotros tenemos perros.       Wij hebben honden.
Nosotros no tenemos perros. Wij hebben geen honden.

El chico se llama Juan.                De jongen heet Jan.
El chico no se llama Juan.          De jongen heet niet Jan.


Bij llamarse komt 'no' voor 'se llama'.

Slide 9 - Tekstslide

¡A trabajar!
¿Qué?  p. 22 Ejercicio 1 y 2
¿Cómo? individualmente
¿tiempo? 15 minutos
¿Meta? aprender el uso del ontkenning 
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

Formatieve toets unidad 1
Woensdag 21 april 2021 

Toets unidad 1:
Vocab. 1.1, 1.2, 1.3 en 1.4 in beide richtingen
Frases clave p.5 in beide richtingen

Grammatica: 
Lidwoord - bepaald (el/la/los/las) en onbepaald (un/uno/una/unos/unas)
Voegwoord 'en' (y/e)
Persoonlijk voornaamwoord 
Nationaliteiten 
De ontkenning 
ser - tener - hablar en llamarse 
Getallen 1-20 in beide richtingen (TB p.23)


Slide 11 - Tekstslide