Financieel hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie
Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie
Financieel
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMBOStudiejaar 1
In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3 - Inleiding in de bedrijfseconomie
Financieel
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
In deze les leer je:
De bedrijf administratieve begrippen en de betekenissen hiervan
De bedrijfseconomische begrippen en de betekenissen hiervan
Hoe je een balans afleest
Hoe je de standaardkostprijs berekent
Hoe je de break-even-afzet en -omzet berekent
Hoe je de bezetting en het bezettingsresultaat kunt berekenen
Slide 2 - Tekstslide
Planning
Huiswerk hoofdstuk 2 bespreken (2.06, 2.07B en 2.09)
Uitleg hoofdstuk 3
Opdrachten hoofdstuk 3 maken
Leerdoelen bespreken
Slide 3 - Tekstslide
Wat betekend ''Bedrijfseconomie'' volgens jou?
Slide 4 - Open vraag
Vakgebieden
Bedrijfsadministratie
Financiële feiten verwerken
Bedrijfsresultaat berekenen
Nieuwe balans opstellen
Slide 5 - Tekstslide
Vakgebieden
Bedrijfseconomie/Financiën
Financieel gezond?
Exploitatiebegroting maken
Cijfers analyseren
Kostprijsberekening, brutowinstberekening en BTW
Slide 6 - Tekstslide
Werkvorm begrippen
Bedrijfsadministratie
timer
25:00
Slide 7 - Tekstslide
Inkoopprijs
BTW
Standaardkostprijs
Inkoopfactuurprijs
Nettoverkoopprijs
Brutoverkoopprijs
Geeft aan hoeveel het normaal kost om het product te maken
Verkoopprijs zonder de BTW
Belasting die geheven wordt bij de verkoop van een product of dienst (Belasting Toegevoegd Waarde
Verkoopprijs inclusief btw, ook wel consumentenprijs genoemd
De prijs waar een ondernemer zijn producten inkoopt bij de leverancier
Prijs die de onderneming moet betalen voor het product inclusief BTW
Slide 8 - Sleepvraag
Eigen vermogen
Afschrijvingskosten
Crediteuren
Hypothecaire lening (o/g)
Inventaris
Energiekosten
Rentekosten
Verlies
IWO
Crediteuren
Bank
Omzet verkopen
Debiteuren
Bank lening (o/g)
Gebouwen
Winst
Terugblik vorige les
Slide 9 - Tekstslide
Werkvorm begrippen
Bedrijfseconomie: Analyse van financiële feiten
timer
10:00
Slide 10 - Tekstslide
Standaardkostprijs
Constante kosten -> veranderen niet
Variabele kosten -> veranderen wel
Standaardkostprijsmethode = (C/N) + (V/W)
C = totale constante kosten op jaarbasis
V = totale variabele kosten op jaarbasis
N = normale bezetting op jaarbasis
W = verwachte óf werkelijk bezetting op jaarbasis
Bladzijde 76 van het boek (MFA 0)
Slide 11 - Tekstslide
Standaardkostprijs
Voorbeeldberekening
Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
Contante kosten (C) zijn €150.000
Normale verkoop (N) is 6.000 kaartjes
Variabele kosten per kaartje (V/W) zijn €12,50
(150.000 / 6000) + 12,50 = €37,50
Slide 12 - Tekstslide
Bij een snackbar worden uitsluitend hotdogs verkocht. De variabele kosten van één hotdog zijn €1,20. De totale constante kosten van deze snackbar zijn €6000. De normale normale productie is 30.000 hotdogs per jaar. Bereken de standaardkostprijs Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
A
€1,40
B
€1,00
C
€1,20
D
€1,60
Slide 13 - Quizvraag
Maak nu opdracht 3.09
Gaan we zo bespreken!
timer
10:00
Slide 14 - Tekstslide
Break-even-analyse
Kosten terugverdienen
Break-even-afzet -> bij welke hoeveelheid?
Break-even-afzet = C/(NVP - (V/W)
C = constante kosten op jaarbasis
NVP = Netto verkoopprijs
V/W = Variabele kosten per product
Slide 15 - Tekstslide
Break-even-analyse
Break-even-omzet -> bij welke omzet?
Break-even-omzet = break-even-afzet x netto verkoopprijs
Controle berekening
Opbrengsten = totale kosten
Opbrengst = afzet x verkoopprijs
Totale kosten = constante x variabele kosten
Slide 16 - Tekstslide
De constante kosten van een bedrijf zijn €9.000. De netto verkoopprijs van het product is €50. De variabele kosten per product zijn €15. Bereken de break-even-omzet. Break-even-afzet = C/(NVP-(V/W)) Break-even-omzet = Break-even-afzet x NVP
A
€600
B
€21.000
C
€9.000
D
€30.000
Slide 17 - Quizvraag
Maak nu opdracht 3.13
Gaan we zo bespreken
timer
10:00
Slide 18 - Tekstslide
Aan de slag!
Maken opdrachten hoofdstuk 3 tot en met 3.14
Eventueel opdrachten van vorige week afmaken
Huiswerk voor volgende week donderdag. Wordt gecontroleerd en besproken!
Ben je klaar? Kijk of je een medestudent kunt helpen!
Mag samenwerken met je buurman/buurvrouw
Steek je hand op als je iets wilt vragen
Mag met muziek in
Slide 19 - Tekstslide
Geef mij tenminste één tip en één top bij afgelopen lessen financieel. (mogen er ook meer zijn!)
Slide 20 - Open vraag
Bezettingsresultaat
Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
Onderbezetting W is kleiner dan N
Voorbeeld
N = 6000 en W = 5000
Bezetting = W - N = 5000 - 6000 = -1000
Slide 21 - Tekstslide
Bezettingsresultaat
Standaardkostprijs = (C/N) + (V/W)
Overbezetting W is groter van N
Voorbeeld
N = 6000 en W = 7000
Bezetting = W - N = 7000 - 6000 = +1000
Slide 22 - Tekstslide
Bezettingsresultaat
Bezettingsresultaat = (W - N) x (C / N) Voorbeeld
Bezetting was +1000
Gemaakte constante kosten = €150.000
Terugverdiende constante kosten = 7000 x €25 = €175.000
Normaal maakt een bedrijf 8000 producten in een jaar. Dit jaar heeft het bedrijf 7.800 producten kunnen maken. Is hier sprake van een overbezetting of onderbezetting en hoeveel dan?
A
200 onderbezetting
B
200 overbezetting
Slide 24 - Quizvraag
Bij een normale bezetting van 6.000 producten heeft een bedrijf €15.000 constante kosten. De variabele kosten per product zijn €3. De netto verkoopprijs is €10. De werkelijke bezetting van afgelopen jaar was 6.500 producten. Wat is het bezettingsresultaat van dit bedrijf. Bezettingsresultaat = (W-N) x (C/N)
A
€500
B
€1.250
C
€65.000
D
€30.500
Slide 25 - Quizvraag
Aan de slag!
Alle opdrachten van hoofdstuk 3 maken.
Huiswerk voor volgende week donderdag. Wordt gecontroleerd en besproken!
Heb je een vraag? Steek je hand op!
Mag met buurman/buurvrouw samenwerken.
Mag met muziek in.
Slide 26 - Tekstslide
Leerdoelen bespreken
In deze les heb je geleerd:
De bedrijf administratieve begrippen en de betekenissen hiervan
De bedrijfseconomische begrippen en de betekenissen hiervan
Hoe je een balans afleest
Hoe je de standaardkostprijs berekent
Hoe je de break-even-afzet en -omzet berekent
Hoe je de bezetting en het bezettingsresultaat kunt berekenen