Les 8. Dihybride kruising en gekoppelde genen

Dihybride kruising en gekoppelde genen
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dihybride kruising en gekoppelde genen

Slide 1 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met een monohybride kruising?

Slide 2 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met een intermediaire kruising?

Slide 3 - Open vraag

Wat wordt er bedoeld met een X-chromosomale kruising?

Slide 4 - Open vraag

Dihybride kruising: er wordt gekeken naar 2  verschillen genen
B = bruine ogen    b = blauwe ogen 
XA = normaal
Xa = kleurenblind

Slide 5 - Tekstslide

Gekoppelde genen
Twee genenparen kunnen op andere
chromosomenparen liggen = onafhankelijke
overerving 

Twee genenparen kunnen ook op hetzelfde
chromosomenpaar liggen = gekoppelde overerving

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Twee homozygote planten worden met elkaar gekruist. Een rode, onbehaarde tomaat met een mandarijn-kleurige, behaarde tomaat. 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Door de koppeling zien we dat beide ouders nu maar 2 mogelijke typen geslachtscellen kunnen maken 

Slide 10 - Tekstslide

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb (A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1-dieren onderling gekruist. In de F2-generatie is het gedeelte dat zwart en ruwharig is:
A
1/16
B
3/16
C
9/16
D
3/4

Slide 11 - Quizvraag

7. Bij erwtenplanten is het gen voor ronde zaden (R) dominant over het gen voor hoekige zaden (r). Het gen voor gele zaadlobben (G) is dominant over het gen voor groene zaadlobben (g). De genenparen liggen in verschillende chromosomenparen.
Men kruist een erwtenplant uit een rond zaad met gele zaadlobben, die voor beide eigenschappen heterozygoot is, met een erwtenplant uit een hoekig zaad met groene zaadlobben.

Welke fenotypen verwacht je in de F1 en in welke verhouding?

Slide 12 - Open vraag

Van een dihybride kruising met 2 cavia's: AABB x aabb
(A = zwart, a = wit, B = ruw, b = glad) worden de F1 dieren onderling gekruist.

Geef het percentage binnen de F2 dat zwart en ruwharig is:

Slide 13 - Open vraag

Wanneer noemen we genen gekoppeld?

Slide 14 - Open vraag

Huiswerk
Maken opdracht 37 + 39 + 40

Slide 15 - Tekstslide