Herhaling week 1 t/m 5 toets

• Verpleging en verzorging
• MBO
• Studiejaar 2

Een oorzaak van hypoglykemie kan zijn......

1. Te veel insuline ingespoten of opgenomen
2. braken
3. Te weinig insuline ingespoten of opgenomen
4. Alcoholgebruik

De bloedglucosewaarde kan je op meerder manieren meten. Welke wordt het meest gebruikt?

1. Veneus plasma
2. Extracellulair vocht
3. Capillair

Wat is een geschikte plek om de bloedglucose waarde te prikken

1. Middelvinger en ringvinger
2. Wijsvinger en pink
3. Pink en duim
4. Duim en wijsvinger

Waar of niet waar?
Ik gebruik altijd ontsmettingsmiddel bij de zorgvrager voordat ik de bloedglucosewaarde ga prikken

1. Waar
2. Niet waar

Wat is van invloed op de opnamesnelheid van insuline?

1. Het roken van een sigaret
2. Te diep of ondiep injecteren
3. Spierpompwerking
4. Bulten/harde schijven of kuilen in het injectiegebied

Een geschikte plek om insuline te injecteren is onder andere

1. Bovenkant/binnenkant been
2. Bovenarm
3. Gebied rondom de navel
4. boven/ buitenkant van bovenbeen

Een tracheotomie is meestal

1. Tijdelijk
2. Blijvend

Waar of niet waar. Bij een tracheo-stoma kunnen de stembanden meestal blijven zitten

1. Waar
2. Niet waar

Bij een eindstandige stoma wordt de luchtpijp omgebogen naar de halsopening

1. Waar
2. Niet waar

Huffen is

1. Rustig in en uitademen
2. Diep in en krachtig uitademen
3. Diep in en rustig uitademen
4. Rustig in krachtig uitademen

Bij een vers tracheostoma moet de eerste 48 uur....

1. De canule meerdere keren steriel verwisseld worden
2. slijm worden weggezogen
3. De inademingslucht bevochtigen
4. controleren op een nabloeding

Als er veel slijm in de luchtpijp zit dan............................................. voordat ik de canule ga verzorgen

1. haal ik er een collega bij
2. vraag ik de zorgvrager te huffen
3. Zuig ik eerst de luchtwegen uit
4. Druppel ik eerst druppels nacl 0,9% in de opening

Een kunstneus op de stoma zorgt ervoor dat de ingeademde lucht wordt......

1. bevochtigd
2. voorzien van extra zuurstof
3. gefilterd
4. verwarmd

hartritmestoornis

infectie

obstructie in canule of stoma

uit het stoma vallen van de canule

onvoldoende genezing van de wond

de zuurstoftoevoerslang in de opening plaatsen of een kleinere canule in te brengen. Intussen waarschuw je de arts.

huffen

NACL indruppelen

Uitzuigen

Binnencanule verwijderen

Uizuigen van slijm/bloed

observeren

Geruststellen

Voorzichtig tijdens verzorging

Het zo schoon mogelijk verzorgen van de wond

Uitzuigen heeft als nadeel dat deze micro-organismen via de uitzuigkatheter

1. Dieper in de luchtpijp wordt gebracht
2. Zich sneller verspreiden

Complicaties tijdens het uitzuigen

1. Bradycardie
2. Bloed bij sputum
3. hypoxie
4. Tachycardie

hypoxie is

1. het gevolg van dyspneu
2. wanneer het hemoglobinegehalte niet op peil is
3. Het hart het bloed onvoldoende kan rondpompen
4. zuurstoftekort in de weefsels

Bemoeilijkte ademhaling en kortademigheid wordt ook wel.......... genoemd

1. bradypneu
2. tachypneu
3. apneu
4. dyspneu

verschijnselen van zuurstoftekort kunnen zijn

1. Cyanose
2. bradycardie
3. kortademig rust en bij lichte inspanning
4. alert

Een neusslag met spons wordt meestal gebruikt wanneer.......

1. de zorgvrager meer dan 5 liter O2 nodig heeft
2. het voor kortdurend gebruik is
3. De zorgvrager maximaal 2 liter 02 nodig heeft
4. Het voor langdurig gebruik is.

Om uitdrogen van de slijmvliezen te voorkomen

1. geef ik niet meer dan liter 02 per uur
2. Zorg ik dat de zorgvrager voldoende drinkt
3. Kan ik gebruik maken van een aquapak
4. span ik de zuurstofbril niet te strak achter de oren

Een indicatie voor het inbrengen van een neus-maagsonde is

1. Het hevelen ter ontlasting van het spijsverteringskanaal
2. Toedienen van sondevoeding
3. Bij in-en uitwendige vergroeiingen van keelholte, slokdarm of maag
4. tumoren in de keelholte, slokdarm, maag of omliggende organen

Bij weerstand tijdens het inbrengen

1. Laat ik de zorgvrager een slokje water drinken
2. probeer ik een andere inbrengrichting
3. trek ik de sonde iets terug en probeer opnieuw

Wanneer de sonde op krult in de mond-of keelholte

1. Laat ik de cliënt een slokje water drinken
2. Probeer ik een andere inbrengrichting
3. Trek ik de sonde terug en probeer opnieuw

Voordat ik aspiraat kan opzuigen

1. klem ik de sonde af
2. spuit ik 5-10 ml lucht in de sonde
3. laat ik de zorgvrager op de zij liggen

Visuele controle van de sonde voer ik uit bij

1. Het toedienen van voeding en medicijnen
2. Bij benauwdheid
3. Bij pijnklachten ter hoogte van de thorax
4. na braken, hoesten of niezen van de client