ZKH 1 - Module 2 - 9 Pijnbestrijding

9. Pijnbestrijding
Ziekenhuis 1
Module 2
De zorgvrager wordt geopereerd
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

9. Pijnbestrijding
Ziekenhuis 1
Module 2
De zorgvrager wordt geopereerd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
  • Postoperatieve pijn (bestrijding) 
  • Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pijn is....
A
een verpleegkundige diagnose
B
een medische diagnose

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Viscerale pijn wordt aangeduid als pijn afkomstig uit:
A
huid of bot
B
vliezen rondom organen
C
de hersenen
D
ogen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Nociceptieve pijn is:
A
zenuwpijn
B
viscerale pijn
C
neuropatische pijn
D
pijn t.g.v. weefselschade

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Wat is pijn?
McGaffery (1977), internationaal consultant in verpleegkundige zorg voor zorgvragers met pijn, houdt het duidelijk en eenvoudig: ‘Pijn is wat degene die pijn heeft zegt dat het is en het treedt op telkens als hij zegt dat het optreedt.’
De IASP (International Association for the Study of Pain) heeft de volgende definitie: ‘Pijn is een onplezierige sensorische en emotionele ervaring die gepaard gaat met feitelijke of mogelijke weefselbeschadiging of die beschreven wordt in termen van een dergelijke beschadiging.’

Nociceptieve pijn
Pijn veroorzaakt door weefselbeschadiging waarbij de nociceptoren geprikkeld worden.

Neuropathische pijn
Pijn door beschadigde zenuwbanen.

Viscerale pijn
Pijn door beschadiging van het weefsel van organen.

Vasculaire pijn
Pijn door verstoorde bloedvoorziening en daardoor verstoorde zuurstofvoorziening van de weefsels.

Oncologische pijn
Pijn door oncologische aandoeningen.
Een zorgvrager kan pijn voelen in een lichaamsdeel dat geamputeerd is. Deze pijn heet nociceptieve pijn
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Pijn is....
A
objectief
B
subjectief

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Pulmonaal
Een zorgvrager met pijn kan vaak niet goed doorademen, vooral bij operaties of aandoeningen aan de buik of borstkas.

Cardiovasculair
Onder invloed van stresshormonen die bij pijn vrijkomen, ontstaat tachycardie, vasoconstrictie van de perifere bloedvaten met als gevolg stijgen van de bloeddruk en tachypneu

Gastro-intestinaal
Een zorgvrager met pijn kan last krijgen van versnelde stoelgang, diarree en darmkrampen.

Urologische disfunctie
Zorgvragers met veel pijn zijn verminderd mobiel. De verminderde mobiliteit op zichzelf kan al leiden tot problemen met de mictie. Het kan ook voor de zorgvrager te pijnlijk zijn om naar de wc of op de po te gaan. Dit leidt tot disfunctie van de urinewegen.

Veranderingen in spiermetabolisme en -functie
Door pijn kan een zorgvrager last hebben van zowel vermeerdering (verkramping), als vermindering van de spierfunctie (spierzwakte).

Neuro-endocrien
Bij zorgvragers die acuut ernstig ziek geworden zijn, bijvoorbeeld door een forse ontsteking of een operatie, maakt het lichaam stresshormonen aan zoals cortisol. Onder invloed van cortisol worden de celkernen minder goed voorzien van glucose en eiwitten afgebroken. In plaats van de normale verbranding van koolhydraten in de cel, is er dan overgegaan op verbranding van eiwitten. Deze eiwitten worden gebruikt vanuit de spieren en het albumine. Ook wordt de opbouw van eiwitten verstoord. Daarom vertraagt de wondgenezing als er langdurig veel pijn is en versnelt de spierafbraak.


Wat is géén gevolg van pijn
A
angst
B
sterk transpireren
C
verstoord slaappatroon
D
verminderde kwaliteit van leven

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Trede 1
De eerste trede van de pijnladder omvat niet-opioïde pijnstillers. Dit zijn voornamelijk:
1. Paracetamol: Dit is een veelgebruikte pijnstiller die effectief is bij lichte tot matige pijn en koorts. Het heeft weinig bijwerkingen bij normaal gebruik.
2. NSAID's (Non-Steroidal Anti-Inflammatory Drugs): Deze ontstekingsremmende pijnstillers, zoals ibuprofen, naproxen, en diclofenac, worden gebruikt voor pijn die gepaard gaat met ontstekingen.
Deze medicijnen vormen de basis voor pijnbestrijding en worden vaak gecombineerd om een beter effect te bereiken.

Trede 2
De tweede trede van de pijnladder omvat zwakwerkende opioïden. Deze worden gebruikt wanneer niet-opioïde pijnstillers uit de eerste trede onvoldoende verlichting bieden. Enkele veelgebruikte medicijnen in deze categorie zijn:
Codeïne: Dit medicijn vermindert de pijn door de pijnsignalen naar de hersenen te blokkeren.
Tramadol: Dit werkt op een vergelijkbare manier als codeïne, maar is iets sterker en kan ook worden gebruikt bij zenuwpijn.

Trede 3
De derde trede van de pijnladder omvat sterkwerkende opioïden. Deze worden gebruikt wanneer de pijn zo ernstig is dat de medicijnen uit de eerste en tweede trede onvoldoende verlichting bieden. Enkele veelgebruikte medicijnen in deze categorie zijn:
Morfine: Dit is een krachtige pijnstiller die vaak wordt gebruikt bij ernstige pijn, zoals na operaties of bij kanker.
Oxycodon: Dit medicijn is vergelijkbaar met morfine en wordt vaak voorgeschreven voor hevige pijn.
Fentanyl: Dit is een zeer sterke opioïde die vaak in pleistervorm wordt gebruikt voor langdurige pijnbestrijding.
Methadon: Dit wordt soms gebruikt voor chronische pijn en heeft een lange werkingsduur.
Deze medicijnen kunnen aanzienlijke bijwerkingen hebben, zoals misselijkheid, obstipatie, en sufheid. Het is belangrijk om deze medicijnen onder strikt medisch toezicht te gebruiken.

Coanalgetica
Bij zorgvragers met pijn zijn er vaak meerdere (psychische) factoren die meespelen bij de pijnbeleving, bijvoorbeeld angst, stress, verdriet, rouw, ongemak en slapeloosheid. Deze factoren kunnen ertoe bijdragen dat de pijnpoort verder opengaat en meer prikkels doorlaat. Directe pijnstillers alleen kunnen de pijn dan niet voldoende onder controle houden. Coanalgetica kunnen in dat geval meehelpen. Coanalgetica zijn bijvoorbeeld angstremmende medicijnen, slaapmiddelen, anti-epileptica en neuroleptica. Deze medicijnen werken dus niet rechtstreeks op de pijn in, maar ondersteunen de pijnstillers.
Wat is invasieve pijnbehandeling?
A
behandeling met medicatie
B
door de huid heen prikken met een naald en dan behandelen

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De pijndrempel is bij iedereen gelijk
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Maak in Thieme Meulenhoff:
-> Ziekenhuis 1 
-> Module 2  
-> De zorgvrager wordt geopereerd -  
-> 9 Pijnbestrijding verwerkingsopdrachten 1 t/m 11



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies