Toetsbespreking H4 T3 2020-2021

toetsbespreking
H4 T3 2020-2021
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

toetsbespreking
H4 T3 2020-2021

Slide 1 - Tekstslide

vraag 1 max 2 punten
De volgende gebeurtenissen uit de vroegmoderne tijd, hebben een grote invloed gehad op het mensbeeld en wereldbeeld van de mensen.
1.    De politiek verlichte opvattingen van onder andere Rousseau, Montesquieu en Locke zorgden ervoor dat er democratische revoluties ontstonden in een aantal landen.
2.    Mede door de ontdekking van Amerika door Columbus kwam men erachter dat de wereld een stuk groter was dan gedacht.
3.    Met de oprichting van de VOC kwamen de Nederlanders ook steeds meer in contact met andere volken wat hun wereldbeeld vergrootte.
4.    Met het schrijven van zijn 95 stellingen zorgde Maarten Luther voor een nieuw debat over het christelijke geloof.
5.    Mede door de observaties van Galileo ontdekte men dat de zon het middelpunt is van het heelal en niet de aarde.
6.    Met het begin van de Renaissance ontstond er een nieuwe wetenschappelijke belangstelling onder de mensen waardoor het mensbeeld enorm veranderde.
VRAAG 1
2p Zet deze zes historische ontwikkelingen in de juiste volgorde, van vroeger naar later. Noteer alleen de nummers.

Slide 2 - Tekstslide

vraag 1
De juiste volgorde is:
6-2-4-3-5-1

Slide 3 - Tekstslide

vraag 2
Gebruik bron 1
Een bewering: De illustratie van Jan van Calcar in Vesualius boek Fabrica uit 1543
past bij een kenmerkend aspect uit de zestiende eeuw.
2p Noem dit kenmerkend aspect en leg met een beeldelement uit waarom dit
kenmerkend aspect hier bij past.



Slide 4 - Tekstslide

vraag 2
KA Het veranderende mens- en wereldbeeld van de Renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. Dit kenmerkend aspect past bij de bron, omdat in de bron te zien is dat er een nieuw mensbeeld werd getekend. Alle spieren van het menselijk lichaam zijn zichtbaar. Mensen kwamen achter bepaalde eigenschappen zoals spieren in hun lichaam en daarom past dit goed bij het kenmerkend aspect, omdat dit een veranderend mensbeeld is.

Slide 5 - Tekstslide

vraag 3
In de zestiende eeuw begint de Europese expansie overzee en een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. Beide ontwikkelingen hebben elkaar beïnvloed.
2p Leg uit:
−    Hoe de nieuwe wetenschappelijke belangstelling de Europese expansie mede mogelijke maakte

Slide 6 - Tekstslide

vraag 3
de Europese expansie werd mede mogelijk gemaakt door de nieuwe wetenschappelijke belangstelling, omdat er door die belangstelling in de wetenschap nieuwe uitvindingen werden gedaan zoals het kompas. doordat het kompas was uitgevonden werd het makkelijken om te navigeren op zee en werd zo de europese expansie mogelijk gemaakt door de wetenschappelijke belangstelling.

Slide 7 - Tekstslide

vraag 4
Gebruik bron 2
Op dit schilderij zijn de twee christelijke kerkstromingen uit de zestiende eeuw uitgebeeld.
4p Leg telkens met beeldelementen uit hoe;
−    Je beide kerkstromingen kunt herkennen.
−    Welke kant de schilder kiest in het conflict waarover hij schildert.


Slide 8 - Tekstslide

vraag 4
De rooms-katholieken kun je herkennen aan de personen die rood dragen in de illustratie, Deze moeten geestelijken voorstellen. De geestelijken waren in volgens de rooms-katholieken op aarde de belangrijkste personen.1p


De protestanten kun je herkennen aan de groep mensen links onderin. Deze groep mensen moeten regenten voorstellen. Deze mensen waren in de republiek, waar mensen voor het grootste deel protestants waren, het belangrijkst.1p


In dit conflict kiest de schilder de kant van de protestanten. In de illustratie zie je dat er aan de rechterkant (kant van de rooms-katholieken) de boot van de rooms-katholieken omvalt en dat de boom aan de kant, kaal en dood is. Hiermee laat de schilder zien dat de rooms-katholieken als het ware aan het falen zijn.1p

Slide 9 - Tekstslide

vraag 5
Gebruik bron 3
In deze bron wordt de Nederlandse opstand verklaard door gebruik te maken van de opvattingen van een christelijke hervormer uit de zestiende eeuw.
3p Noem deze hervormer en leg met een tekstelement uit op welke manier de
Nederlandse opstand werd verklaard.  

Slide 10 - Tekstslide

vraag 5
Het gaat om Calvijn.  Dat kan je zien omdat in die tijd veel Nederlanders het Calvenisme als protestantse geloof hadden. Hij wilde meer vrijheid gewoonterechten en dat is wat gezegd wordt in de bron dat dat weg gehaald wordt. In de tekst wordt als reden van de opstand genoemd dat de de vorst zijn onderdanen probeert te onderdrukken en te beroven van hun vrijheid. Dit is inderdaad wat er gebeurde, de vorst destijds wilde dat de Nederlanden overgingen tot centralisatie politiek waardoor de vorst dus meer macht kreeg. De vorst wilde dat iedereen in de Nederlanden katholiek was en mensen die dat niet waren werden vervolgd, je kunt in de bron dus zien dat ze het hebben over het afpakken van de vrijheid die ze hadden

Slide 11 - Tekstslide

vraag 6
In 1585 werd in Franeker, toen een stad met een universiteit, de eerste Hortus Botanicus (botanische tuin) opgericht. In 1594 volgde de universiteitsstad Leiden dit voorbeeld. In deze botanische tuinen werden planten uit verre landen verzameld en bestudeerd, zoals aardappelen, mais, tomaten tulpen en tabak. Ondanks dat deze tuinen al in de zestiende eeuw werden opgericht past de oprichting van deze botanische tuinen bij twee kenmerkende aspecten uit de zeventiende eeuw.

4p Noem deze twee kenmerkende aspecten en geef per kenmerk aan waardoor deze
past bij het oprichten van een botanische tuin.


Slide 12 - Tekstslide

vraag 6
Het eerste kenmerkende aspect is: Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereld economie. En dat aspect past erbij, omdat ze alle producten uit verre landen hadden verzameld door handel en ze konder er verder mee handelen.

En het tweede kenmerkende aspect is: De wetenschappelijke revolutie, omdat ze toen zelf onderzoek gingen doen naar bijvoordbeeld nu de planten uit verre landen. Ze geloofden niet meer de oude wetenschappers die alles hadden onderzocht en opgeschreven, maar ze gingen het zelf onderzoeken en waarnemen.

Slide 13 - Tekstslide

vraag 7
De raadspensionaris en de stadhouder van Holland waren in de Republiek allebei vooraanstaande figuren. Beiden maakten zich weleens zorgen dat de ander te veel macht naar zich toe trok.
2p Leg uit hoe de één de macht naar zich toe kunnen trekken en hoe de ander dit kon (Let op! Dit heeft met hun functies te maken).


Slide 14 - Tekstslide

vraag 7
De raadspensionaris kon de macht naar zich toe trekken door dat hij de hollandse regenten familie naar zich toe trok en hij had goede contacten met het buiten land. De stadhouder kon de macht naar zich toe trekken omdat hij het leger in handen had en zonder het leger kon je niet veel.

Slide 15 - Tekstslide

vraag 8
In 1685 trok de Franse koning Lodewijk XIV het Edict van Nantes weer in omdat hij één godsdienst in zijn land wilde.
2p Leg uit bij welke politiek van de Franse koningen deze maatregel paste en wat
Lodewijk XIV hiermee probeerde te bereiken.


Slide 16 - Tekstslide

vraag 8
De politiek die bij de Franse koning paste was het abolutisme. Dit is een regeringsvorm waar de koning alle macht heeft en boven de wet staat. Hierdoor heeft hij dus alle macht over het volk en bepaalt uiteindelijk alles zelf. Frankrijk leefden volgens het acien régime. Zodra Lodewijk XIV het Edict van Nantes in zou trekken, betekent dit dat het katholieke geloof het enige geloof zou zijn in Frankrijk (omdat de koning katholiek was). Wie hier niet achter zou staan, zou als ketter beschouwd worden en vervolgd worden.



Slide 17 - Tekstslide

vraag 9
Gebruik bron 4
In deze bron beschrijft William Temple de bijzondere omstandigheden in de Republiek die bijdroegen dat wetenschappers graag naar de Nederlandse Republiek kwamen.
    2p    Leg uit, met een verwijzing naar de bron, om welke bijzondere omstandigheid het
    Gaat.

Slide 18 - Tekstslide

vraag 9
Dit gaat over de omstandigheden dat je in de republiek, ookal werd je achtergesteld, je niet werd vervolgt wegens je geloof. Deze tolerantie zorgde ervoor dat veel mensen naar de republiek wilden gaan. Je mocht twijfelen aan het geloof, het was namelijk dogmatisch. dit kun je zien doordat in de bron staat: " de rooms-katholike godsdinest in hun verschillende rechtsgebieden duldden." en dat ze niet gegelaten worden tot enige openbare functie, toch een betrouwbaar deel van de staat schijnen te vormen.

Slide 19 - Tekstslide

vraag 10
Gebruik bron 5.
Deze bron illustreert dat de wetenschappelijke revolutie bijdroeg aan het ontstaan van een nieuw wereldbeeld.
2p Leg uit, met een verwijzing naar de bron welk nieuw wereldbeeld dit is.



Slide 20 - Tekstslide

vraag 10
In de bron is te lezen dat de Franse filosoof dacht dat God de wereld heeft geschapen met natuurwetten, en daarna niks meer aan de wereld zou doen, behalve kijken naar de mensen. Dit wereldbeeld houdt het mercanistisch wereldbeeld in, wat betekent dat God de wereld en natuurwetten heeft geschapen en doordacht en zich erna niet meer mee heeft bemoeid. Dit is een nieuwe denkwijze die is gebaseerd op ideeën uit de wetenschappelijke revolutie.

Slide 21 - Tekstslide

vraag 11
Gebruik bron 6
Immanuel Kant is een bekende Verlichtingsfilosoof.
2p Leg aan de hand van twee verschillende voorbeelden uit de bron uit welke
verlichtingsidealen je kan herkennen in de tekst ‘Wat is Verlichting’?


Slide 22 - Tekstslide

vraag 11
in de bron zie je: De vrijheid om bij alles openbaar gebruik van te maken. Vrijheid was een verlichtideaal. En je ziet ook: Gebruik van het verstand te maken en rationalisme is ook iets wat bij de verlichting past.

Slide 23 - Tekstslide

vraag 12
Gebruik bron 7
3p Leg met behulp van de bron uit wat we verstaan onder verlicht absolutisme en hoe je dit terugziet in het regeren van Frederik van Pruisen.



Slide 24 - Tekstslide

vraag 12
Onder verlicht absolutisme verstaan we het regeren van één persoon en dan op een goede manier. Op een manier waardoor het land beter werd en de vorst zich ook echt nuttig maakte voor het land. Dit zie je ook terug in het regeren van Frederik van Pruisen, want hij verteld dat hij barbaarse wetten heeft veranderd in redelijke wetten. Ook verteld hij dat hij het land heeft uitgebreid door moeras droog te leggenen dat hij arme monniken is gaan troosten. Hij heeft de bouw van nieuwe dorpen geregeld, grote wegen aangelegd. En als laatst heeft hij twee afgebrande steden laten heropbouwen

Slide 25 - Tekstslide

vraag 13
Een uitspraak van Robespierre, de leider van de radicale Jacobijnen tijdens de tweede fase van de Franse Revolutie:
‘De essentie van de republiek of van de democratie is gelijkheid. Daaruit volgt dat de liefde voor het land noodzakelijkerwijs ook de liefde voor gelijkheid omvat.’
Robespierre geeft hier een belangrijk idee van de Franse Revolutie weer.
2p Leg uit:

•    Waarom gelijkheid zo belangrijk was in de Franse Revolutie en
•    Waarom Robespierre zelf zich daar niet aan hield.



Slide 26 - Tekstslide

vraag 13
-omdat er een stand samenleving was (feodale samenleving) en ze zouden graag dat elke stand gelijk was en dat iedereen even veel recht had. is niet eerlijk dat 2 bovenste standen meer recht hadden terwijl het maar 3 procent van de bevolking was.
- Omdat hij toen macht keeg en dat vond hij wel fijn. en hij had tijdens de terreur heel veel mensen vermoord. die niet met hem eens waren en ze schoten er niks mee op er was dus nog steeds geen gelijkheid

Slide 27 - Tekstslide