Oefenen met toetsvragen bij tijdvak 6 VWO

Afsluiting tijdvak 6
In deze les oefen je met toetsvragen. Per paragraaf maak je één of twee oefenvragen. 


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afsluiting tijdvak 6
In deze les oefen je met toetsvragen. Per paragraaf maak je één of twee oefenvragen. 


Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 6.1 (korte herhaling)
- De republiek heeft een gunstige ligging voor handel. Akkerbouw was lastig, dus gaan veel boeren over op veehouderij. Ook ontstaat er commerciële landbouw. Er wordt veel geld verdiend met de graanhandel in het Oostzeegebied. Dit is de eerste winstgevende internationale handel van de Republiek en heet daarom moedernegotie ("moeder der handel"). Dit heeft dé basis gelegd voor de rijkdom in de republiek (in tegenstelling tot de VOC, wat veel mensen denken). Amsterdam groeit uit tot centrum van handelskapitalisme en wordt de belangrijkste stapelmarkt.  


Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 1. Gebruik bron 1. 
Maak de opdracht in de slide hierna of in je schrift en upload een foto.
Akkerbouw was aanvankelijk vooral gericht op de productie van graan als basis voor het voedsel van boeren en stedelingen. Dat bleef echter niet zo. Ga hier nader op in, door:
● met een verwijzing naar bron 1 uit te leggen welke verschuiving in de landbouw in de Republiek plaatsvond;
● met behulp van het begrip ‘moedernegotie’ te verklaren waardoor de overstap van akkerbouw naar veeteelt mogelijk werd.

Slide 3 - Tekstslide

Maak hier de vraag van de vorige slide of upload een foto.

Slide 4 - Open vraag

Paragraaf 6.1 (korte herhaling, vervolg) 
Winsten uit onder andere de Oostzeehandel worden geïnvesteerd in handelscompagnieën die naar de Oost gaan. Er ontstaat veel concurrentie tussen deze compagnieën, waardoor de prijzen stijgen. Om dit tegen te gaan voegt de Staten-Generaal deze samen tot de VOC (1602), die het handelsmonopolie kreeg. De VOC had veel bevoegdheden en mocht onder andere forten bouwen en oorlog voeren. Er wordt veel geweld gebruikt door de VOC. 

In 1621 wordt de WIC opgericht. Zij focussen zich op de driehoekshandel met West-Afrika en Amerika. Er is een wereldeconomie ontstaan.

Slide 5 - Tekstslide

Mak vraag 2 van de examentraining op p 138. Maak de vraag op deze slide of in je schrift en upload een foto.

Slide 6 - Open vraag

Paragraaf 6.2 (korte herhaling)
- De Republiek kent een bijzondere politieke structuur: er is geen vorst en regenten (leden van rijke handelsfamilies) besturen. De macht is verdeeld tussen de Gewestelijke Staten (rechtspraak,  regels, belasting) en de Staten-Generaal (buitenlands beleid, verdediging). Gewesten hadden veel autonomie. 

- Belangrijkste functionarissen: stadhouder (legerleider) en raadspensionaris (hoge ambtenaar uit Holland. Holland was het rijkste gewest, dus de raadspensionaris had veel macht). Elk gewest kon een stadhouder benoemen, in de praktijk waren er maar twee. 

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 3. Bekijk bron 12.
Beantwoord de vraag op de volgende pagina.
De constatering van de heer Temple past bij een kenmerkend aspect van de Tijd van regenten en vorsten.

● Noem het bedoelde kenmerkend aspect en leg uit op welk onderdeel van het kenmerkend aspect de uitspraak betrekking heeft (2p);
● leg uit dat de constatering van Temple duidelijk maakt dat de privileges die door Karel V en Filips II werden bestreden, ook in 1673 nog volop bestonden. (2p)

Slide 8 - Tekstslide

Geef hier het antwoord op de vorige vraag of upload een foto

Slide 9 - Open vraag

Paragraaf 6.2 (korte herhaling, vervolg).
- Voor Lodewijk XIV was soevereine macht vanzelfsprekend. Hij was een absoluut vorst: hij stond boven de wet en kon alles zelf bepalen ("De staat, dat ben ik!"). Hij had het hoogste gezag en men geloofde dat hij dit van God had gekregen: het droit divin (goddelijk recht).  

- Lodewijk XIV wil de economische en militaire macht van de Republiek breken en valt in 1672 (Rampjaar!) aan. De macht in Europa verschuift van de Republiek naar Frankrijk en Engeland. 

Slide 10 - Tekstslide

Gebruik bron 14. Beantwoord de vraag weer op de volgende slide.  
In 1672 werd de Republiek bedreigd. De bron geeft daarvan een partijdig beeld.

Leg dat uit, door met verwijzingen naar de bron uit te leggen:
● welke twee gevaren er waren (2p);

● wie van die situatie de schuld krijgen (2p);
● wie of wat de leeuw symboliseert (2p) en
● tot welke partij de tekenaar hoorde. (2p)

Slide 11 - Tekstslide

Beantwoord hier de vraag van de vorige slide.

Slide 12 - Open vraag

Paragraaf 6.3, korte herhaling
Ontdekkingsreizen zorgen voor nieuw mens- en wereldbeeld. Tijdens de Renaissance was er al nieuwe wetenschappelijke belangstelling. In de zeventiende eeuw resulteert dit in een wetenschappelijke revolutie --> wetenschappers gaan nog meer uit van verstand en waarneming en doen ene na andere uitvinding. 
-Belangrijke continuïteit: mensen blijven gelovig!  Wetenschappers willen grootsheid van Gods schepping aantonen.  
- In katholieke landen/ landen met een absoluut vorst werken kunstenaars en architecten (of wetenschappers) voor de koning, adel of kerk (bijv. Frankrijk --> hofcultuur). In de Republiek is de situatie anders: burgers geven opdrachten (= uniek!). Er zijn bijvoorbeeld veel rijke kooplieden die opdracht geven tot portretten --> bloei schilderkunst --> Gouden Eeuw! 

Slide 13 - Tekstslide

Maak opdracht 6 van de examentraining. Vul het antwoord hier in of upload een foto van je antwoord in je schrift.

Slide 14 - Open vraag