Energie en klimaatverandering

Energie en klimaatverandering
Paragraaf 1
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
Aardrijkskunde

In deze les zitten 21 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Energie en klimaatverandering
Paragraaf 1

Slide 1 - Tekstslide

Doel 1
Je kan uitleggen wat de 4 belangrijkste vormen van energie in Nederland zijn

Slide 2 - Tekstslide

Bekijk de afbeelding.

Deze afbeelding gaat over energiegebruik. Je ziet dat Nederland verschillende energiebronnen heeft.

Slide 3 - Tekstslide

Aardgas, aardolie en steenkool vormen samen fossiele brandstoffen. Dit zijn brandstoffen die gevormd zijn uit resten van afgestorven planten, bomen en dieren. Deze bronnen raken ooit op.

Slide 4 - Tekstslide

Daarnaast gebruiken we ook duurzame energiebronnen, zoals de zon en de wind. Deze raken nooit op en ze stoten geen extra broeikasgassen uit.

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 1
Zoek op wat het woord ‘energie’ betekent. Tip: gebruik je begrippen.

Vraag 2
Wat voor energiebronnen gebruiken we in Nederland meer: fossiele of duurzame?
Vraag 3
Maak een top 4 van de meest gebruikte energiebronnen in Nederland.

Vraag 4
Zoek voor Frankrijk op wat de top 4 van energiebronnen is. Welk belangrijk verschil is er met Nederland?

Slide 6 - Tekstslide

Doel 2
Je kan uitleggen wat de gevolgen zijn van het gebruik van fossiele brandstoffen

Slide 7 - Tekstslide

We hebben veel aan fossiele brandstoffen te danken, zoals onze auto’s, vliegtuigen en fabrieken. Daardoor is onze welvaart gestegen.

Slide 8 - Tekstslide

Om energie te halen uit een fossiele brandstof, moet je die verbranden. Daardoor komen er gassen in de atmosfeer, de luchtlaag rond de aarde.

Slide 9 - Tekstslide

Die gassen, zoals CO2, houden warmte vast rond de aarde. Door alle extra CO2 die we uitstoten, wordt het warmer: het versterkte broeikaseffect

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 5
Er is nog een ander woord voor atmosfeer. Zoek dat woord op.

Vraag 6
Er zijn twee gevolgen genoemd van het gebruik van fossiele brandstoffen. Welke twee zijn dat?
Vraag 7
Onder andere door fossiele brandstoffen is in Nederland het ontwikkelingspeil gestegen. Wat betekent dat?

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 8
Waarom gaat het in de tekst over het versterkte broeikaseffect, en niet gewoon het broeikaseffect? Zoek het verschil tussen beide op en leg uit.
Vraag 9
Hoe zou de wereld eruit zien als we helemaal geen broeikaseffect hadden? Tip: gebruik je boek, basisboeknummer B126.

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 10
Gebruik de afbeeldingen.
Nederland gebruik vooral aardgas, terwijl de rest van de wereld vooral aardolie gebruikt. Hoe komt dat?

Slide 13 - Tekstslide

Doel 3
Je kan gevolgen van klimaatverandering noemen voor Nederland

Slide 14 - Tekstslide

Dat het eens een jaartje extra warm is, betekent niet dat het klimaat verandert. We noemen iets pas klimaatverandering als over een periode van zo’n 30 jaar de neerslag en temperatuur zijn veranderd.

Slide 15 - Tekstslide

Als de temperatuur op aarde hoger wordt, gaan wij daar wat van merken. Het eerste effect is dat het elk jaar, in zomer én winter, wat warmer wordt in ons land.

Slide 16 - Tekstslide

Maar ook aan het water merken we het. Warm water zet uit (wordt groter), en ijskappen smelten. Daardoor stijgt de zeespiegel, de gemiddelde hoogte van het zeewater.

Slide 17 - Tekstslide

In andere gebieden heeft klimaatverandering een ander effect:
droge gebieden worden nog droger, en landen als de VS krijgen te maken met meer orkanen (extreem weer)

Slide 18 - Tekstslide

Vraag 11
Waarom kan je na 1 of 2 jaar nog niet spreken van klimaatverandering?

Vraag 12
Nederland is een kwetsbaar land bij klimaatverandering. Leg uit waarom.

Vraag 13
Bekijk het plaatje dat gaat over het stijgen van de zeespiegel. Welke grote steden lopen allemaal gevaar?

Vraag 14
Waarom stijgt de zeepsiegel als het warmer wordt?

Slide 19 - Tekstslide


Vraag 15
Bekijk de kaart op de volgende slide.
Je ziet dat wij in Nederland niet zo hoog scoren. Je ziet ook dat sommige verrassende landen dat wél doen.

Kies een land uit dat in het groen staat en zoek uit hoe het kan dat zij het zo goed doen.
Beredeneer daarna:
Kunnen wij van hen leren? Kunnen wij in Nederland energie op dezelfde manier opwekken als dat land?

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide