1. Concentratie- en cumulatiefase: het aantal leden van de bourgeoisie zou kleiner worden, maar hun rijkdom zou toenemen.
2. Verelendung: de leef- en werkomstandigheden van het proletariaat zouden steeds ellendiger worden.
3. Revolutie: het proletariaat zou (massaal en spontaan) in opstand komen en een einde maken aan de onderdrukking door de bourgeoisie.
4. Dictatuur van het proletariaat: een overgangsfase waarin het proletariaat leert om op basis van gelijkheid gezamenlijk de macht uit te oefenen en de productiemiddelen te beheren.
5. Communistische heilstaat: het eindpunt van de geschiedenis waarin iedereen gelijk en tevreden is en zich uit vrije wil optimaal inzet voor het algemeen welzijn van de gehele bevolking.