Morgen kijken we de opdrachten na en werken we verder aan de hoofdvragen.
Slide 12 - Tekstslide
Nakijken opdracht 1
a Verwering is het uiteenvallen van gesteente, erosie het opnemen van dat uiteengevallen materiaal door wind, water, ijs en de zwaartekracht.
b In de gebergtes.
Slide 13 - Tekstslide
Nakijken opdracht 2
a Ze remmen stromend water of de wind en ze houden met hun wortels de grond bij elkaar.
b In de droge zomer groeit er maar weinig vegetatie. Een kleine verstoring kan dan grote gevolgen
hebben. Ook vinden er vaak branden plaats in de zomer.
Slide 14 - Tekstslide
Nakijken opdracht 2
c Hoe meer reliëf en hoe droger het klimaat, hoe groter het bodemerosierisico.
d Als er reliëf is, kan water snel afstromen en daardoor eroderen. Bij een droog klimaat is er niet
zoveel vegetatie, waardoor de bodem niet wordt vastgehouden.
Slide 15 - Tekstslide
Nakijken opdracht 4
a De zomers zijn droog, waardoor de vegetatie makkelijk vlam vat.
b Door een bosbrand wordt de vegetatie beschadigd, waardoor bodemerosie versneld zal
plaatsvinden.
Slide 16 - Tekstslide
Nakijken opdracht 6
a Het zuiden en oosten.
b Hoe groter de waterschaarste, hoe hoger de kwetsbaarheid.
Slide 17 - Tekstslide
Nakijken opdracht 6
c In feite zie je geen oorzakelijk verband, maar een associatie. De droogste gebieden zijn het meest kwetsbaar voor verwoestijning en kennen logischerwijs de grootste waterschaarste. Wel is het zo dat gebieden met waterschaarste minder mogelijkheden hebben om de grond bedekt te houden met vegetatie, wat verwoestijning in de hand werkt. Ook zijn de landen met waterschaarste veelal armere landen, waar minder geld beschikbaar is voor duurzaam landgebruik.