Samenvatting goederen verzenden

Kerntaak 3
Samenvatting
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
OpslagMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Kerntaak 3
Samenvatting

Slide 1 - Tekstslide

Sleep de naam naar het juiste verpakkingsmiddel.
Octabin
IBC
Jerrycan
Gasfles
Zak
Baal
Vaten
Kist

Slide 2 - Sleepvraag

Deze manier van opstapelen noem je:
A
In pleisters stapelen
B
Koud stapelen
C
In verband stapelen
D
Warm stapelen

Slide 3 - Quizvraag

De transporteur vervoert voor jou de producten vanuit het magazijn naar de klant. Dit valt onder:
A
Interne expeditie
B
Externe expeditie

Slide 4 - Quizvraag

Welk soort verpakkingsmiddel zien wij hier?
A
Kratten
B
CC-container
C
FIBC
D
Octabin

Slide 5 - Quizvraag

Assembleren is het samenvoegen / monteren van verschillende onderdelen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van VAL?
(Value added logistics)
A
Track & Trace
B
Verpakken
C
Kapotte knieën
D
Customer service

Slide 7 - Quizvraag

Hier zien wij een stapelbak. Dit is een:
A
Eenmalige verpakking
B
Consumentenverpakking
C
Meermalige verpakking
D
Geen verpakking

Slide 8 - Quizvraag

Voor welke goederen gebruik jij welke verpakking?
Maak de juiste combinaties.
1 kuub zand

5 Liter benzine

Bulkgoederen

Gasfles

Machineonderdelen




Gas
Big bag
Octabin
Jerrycan
Kisten

Slide 9 - Sleepvraag

Welke manier van verpakken zie je hier?
A
Krimpverpakking
B
Rekverpakking
C
Omsnoeren

Slide 10 - Quizvraag

Je controleert elke 10e order en kijkt of deze klopt.

Is dit willekeurig of gericht steekproefsgewijs controleren?
A
Willekeurig Steekproefsgewijs
B
Gericht Steekproefsgewijs

Slide 11 - Quizvraag

De rijroute van de chauffeur is als volgt:
Apeldoorn → Deventer → Zutphen → Arnhem → Ede
Zet de volgende leveringen in de juiste laadvolgorde. 
1.

2.

3.

4.

5.


Een bankstel in Zutphen
Een Kast in Deventer
Eetkamerstoelen in Ede
Een dressoir in Apeldoorn
Een Bed in Arnhem

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is GEEN (!) voorbeeld van reverse logistics:
A
Lege rolcontainers terugsturen naar de leverancier.
B
Retour sturen van verkeerd geleverde artikelen.
C
Het magazijn ontvangt een artikel van een klant die gerepareerd moet worden.
D
Je hebt 1 bestelling te weinig ontvangen, de leverancier neemt het de volgende keer mee.

Slide 13 - Quizvraag


Dit zijn:
A
Behandelinsetiketten
B
Gevaarsymbolen
C
Brandbestrijding borden
D
Verbodsborden

Slide 14 - Quizvraag

Dit behandelingsetiket betekent:
A
Wijnglazen
B
Avondje zoep'n
C
Breekbaar
D
Deze kant boven

Slide 15 - Quizvraag

Je gaat een vrachtwagen laden. De route is als volgt:
Apeldoorn → Deventer → Zutphen → Arnhem → Ede
Met welk adres begin je te laden?
A
Ede
B
Apeldoorn
C
Zutphen
D
Deventer.

Slide 16 - Quizvraag


Wat is niet waar:
A
Een container beschermt goederen tegen diefstal.
B
Een container is makkelijk te laden en te lossen.
C
Een container is geschikt voor alle goederen.
D
Een container is weerbestendig.

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je een container speciaal voor de luchtvracht?
A
Iglo
B
Vissticks
C
Baggy
D
Trousers

Slide 18 - Quizvraag


Dit zijn:
A
Kabels
B
Touwen
C
Omsnoeren
D
Spanbanden

Slide 19 - Quizvraag


Welke spanband is langer?
A
Beide even lang
B
Links
C
Rechts
D
Staat er niet op

Slide 20 - Quizvraag

Welke spanband mag meer KG omsnoeren?
A
Links
B
Rechts
C
Beide 7%
D
Beide 5000 KG

Slide 21 - Quizvraag


Deze noem je:
A
Wielklemmen
B
Drempels
C
Klemstangen
D
Keggen

Slide 22 - Quizvraag

Olie en gas worden vooral vervoert ...
A
Per Spoor
B
Via Binnenvaart
C
Door de lucht
D
per pijplijn

Slide 23 - Quizvraag

Een vracht vervoeren van Nederland naar Spanje is Intercontinentaal transport
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Welke vrachtbrief gebruik je voor het vervoer per spoor?
A
Bill of lading
B
CIM-vrachtbrief
C
CMNI-vrachtbrief
D
Consignment Note

Slide 25 - Quizvraag

Je sluit een contract af met een transportbedrijf voor één zending.
Dit is:
A
Eigen vervoer
B
Intermodaal vervoer
C
Vervoer door derden
D
Contractvervoer

Slide 26 - Quizvraag

Een zeecontainer wordt van een vrachtschip op een vrachtwagen gezet.

Dit is een voorbeeld van; Intermodaal vervoer
A
Waar
B
Niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Maak de juiste combinaties van transportmodaliteit en vrachtbrief.
Binnenvaart internatio

Zeevervoer

Multimodaal transport

Spoorvervoer

Luchtvervoer




CIM-vrachtbrief
CMR-vrachtbrief
combined bill of lading
Bill of lading
Airwaybill

Slide 28 - Sleepvraag

Als je voor het voervoer van goederen meerdere transportmiddelen gebruikt, spreek je van multimodaal vervoer.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

Wat is een nadeel van transport over de weg?
A
Een vrachtwagen heeft Deur-tot-deurbereik
B
Een vrachtwagen is afhankelijk van dienstregelingen
C
De kosten bij lange afstanden zijn hoger dan voervoer per scheepsvaart of per spoor
D
Vrachtwagens kunnen geen grote goederen vervoeren

Slide 30 - Quizvraag