Homoniemen
1 / 14
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Wat viel je op aan de foto? Vul je antwoord in
Slide 4 - Open vraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Homoniemen zijn.....
A
Twee woorden met dezelfde betekenis maar je schrijft ze anders
B
Twee verschillende woorden voor dezelfde betekenis
C
Twee betekenissen voor hetzelfde woord
D
Geen idee, ik moet nog even goed oefenen
Slide 7 - Quizvraag
Wat zijn de homoniemen?
A
B
C
D
Slide 8 - Quizvraag
Wat zijn de homoniemen?
A
B
C
D
Slide 9 - Quizvraag
Welk homoniem past in de zin?
De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.
De getuige kon bevestigen dat hij de verdachte die avond had gezien.
_________
A
zeggen dat het klopt
B
vastmaken
Slide 10 - Quizvraag
Welk homoniem past in de zin?
De douane neemt bij een controle veel pillen in.
De douane neemt bij een controle veel pillen in.
______
__
A
neemt in bezit
B
gebruikt
Slide 11 - Quizvraag
Welk homoniem past in de zin?
Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.
Erik heeft een gemene streek uitgehaald; zijn zusje is erg geschrokken.
______
A
gebied
B
daad waarover je boos bent
Slide 12 - Quizvraag
Wat betekent:
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.
Het is jouw beurt, ik laat mijn beurt voorbij gaan, dus ik pas.
____
A
op de juiste maat afmeten
B
zo voegen of schikken als je dat wenst: iets niet willen doen
C
zo voegen of schikken als je dat wenst: je beurt voorbij laten gaan
D
niet buiten het kader vallen
