In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Programma van de les 2TL2
vrijdag 6 oktober
Programma:
Opening
Aanwezigheid
Leesmoment
Huiswerk nakijken
Aan de slag met leesvaardigheid
Afsluiting
Lesdoel:
Ik weet wat feiten, meningen en argumenten zijn
Slide 2 - Tekstslide
Geen telefoons.
Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Als een klasgenoot aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands
Slide 3 - Tekstslide
Allereerst...
Is iedereen aanwezig?
Slide 4 - Tekstslide
Leesmoment
15 minuten in stilte lezen uit het gekozen leesboek.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
-Maken opdracht 5 en 6 bladzijde 34 en 35
Opdracht 5 mag in het boek
Opdracht 6 moet in het schrift
Neem je leesboek mee!
Zorg ook dat je een A4-schrift hebt.
Geen leesboek mee betekent dat je maandagochtend om 7.45 in moet komen.
Slide 6 - Tekstslide
Aan de slag
pagina 37 Feit, mening, standpunt en argument
Maken in schrift: opdracht 1 blz. 37
Maken in schrift: opdracht 2 blz 38. Vraag 1,2,4,5 en 6 mogen in boek
Klaar? Verder met opdracht 3 blz 39, mag in boek
Slide 7 - Tekstslide
De studiewijzer
Eens
Oneens
Een schoolweek zou uit vier lesdagen moeten bestaan.
* De vier schooldagen die overblijven, duren dan wel langer.
Slide 8 - Tekstslide
Feit of mening? 'Het WK voetbal werd vorig jaar in Qatar gespeeld.'
A
feit
B
mening
Slide 9 - Quizvraag
Feit of mening? 'Het nieuwe nummer van Nothing But Thieves is echt slecht.'
A
feit
B
mening
Slide 10 - Quizvraag
Feit of mening? 'De herfstvakantie begint op zaterdag 21 oktober.'
A
feit
B
mening
Slide 11 - Quizvraag
Is een uitspraak over iets wat waar of niet waar is.
Je kunt een feit altijd controleren.
De toetsweek start morgen.
Een feit
Slide 12 - Tekstslide
Een mening (ook wel standpunt) is een uitspraak over wat iemand vindt of hoe iemand ergens over denkt. Je kunt het met een mening eens of oneens zijn. Je herkent meningen aan signaalwoorden: Ik vind dat... Naar mijn mening... Volgens mij...
Een mening
Slide 13 - Tekstslide
Een standpunt = een houding die je aanneemt ten aanzien van een vraagstuk. Vaak kun je het ergens mee eens of oneens zijn.
Een argument = een feit dat jouw standpunt ondersteunt. Met goede argumenten maak je duidelijk waarom je een bepaald standpunt inneemt.
Standpunt en argument
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Tekstslide
Wat?
Thema C: Kunst (blz. 37-38). Feit, mening, standpunt en argument. Opdracht 1 -> in je schrift.
Hoe?
In tweetallen, fluisterend overleggen.
Leg je antwoorden uit in volledige zinnen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
Vijf minuten.
Klaar?
Begin alvast aan opdracht 2!
Opdracht 1
timer
5:00
Slide 17 - Tekstslide
Wat?
Thema C: Kunst (blz. 37-38). Feit, mening, standpunt en argument. Opdracht 2 en 3 -> in je schrift.