8.2 - Toonhoogte en frequentie

Leerdoelen
Ik kan de drie factoren noemen die de hoogte van de toon van een snaar bepalen.

Ik kan het verband beschrijven tussen de frequentie en de toonhoogte.


Als je een geluid moet omschrijven, zeg je vaak iets over de toonhoogte. Je zegt bijvoorbeeld dat een apparaat piept als het een hoge toon maakt. Of dat het bromt als het een lage toon maakt. De meeste mensen kunnen een melodie – een serie hogere en lagere tonen na elkaar – zonder moeite nazingen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
Ik kan de drie factoren noemen die de hoogte van de toon van een snaar bepalen.

Ik kan het verband beschrijven tussen de frequentie en de toonhoogte.


Als je een geluid moet omschrijven, zeg je vaak iets over de toonhoogte. Je zegt bijvoorbeeld dat een apparaat piept als het een hoge toon maakt. Of dat het bromt als het een lage toon maakt. De meeste mensen kunnen een melodie – een serie hogere en lagere tonen na elkaar – zonder moeite nazingen.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Bij een frequentie van 128 Hz zijn er:
A
128 trillingen per seconde
B
256 trillingen per seconde
C
512 trillingen per seconde

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Een gitarist kan snaren strakker en losser draaien.

Wat moet een gitarist doen met een snaar die te hoog klinkt? Leg je antwoord uit.

Slide 8 - Open vraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Als je over een flesje water blaast, hoor je een toon. Hans heeft twee flesjes: een vol flesje en een leeg flesje.

Welk flesje geeft de hoogste toon? Leg uit waarom.

Slide 12 - Open vraag