In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets voor oefentoets
Slide 1 - Tekstslide
Welke van de volgende dingen is abiotisch? 1. een appel 2. water 3. een steen 4. hout
A
Alleen 1 en 2
B
Alleen 2 en 3
C
Alleen 2, 3 en 4
D
Alle opties zijn abiotisch
Slide 2 - Quizvraag
Welke van de volgende dingen is biotisch? 1. een appel 2. water 3. een steen 4. hout
A
Alleen 1 en 2
B
Alleen 2 en 3
C
Alleen 1 en 4
D
Alle opties zijn biotisch
Slide 3 - Quizvraag
In de afbeelding is een gedeelte van een ecosysteem te zien. Zijn er in deze afbeelding abiotische factoren en biotische factoren te zien?
A
Alleen abiotische factoren
B
Alleen biotische factoren
C
Geen van beide
D
Zowel abiotische al biotische factoren
Slide 4 - Quizvraag
Hieronder staat een korte voedselketen Gras → Koe → Mens Over deze voedselketen doet een leerling twee beweringen. 1. De koe is een producent, want hij produceert melk en vlees voor de mens 2. De pijlen geven de richting aan, waarin energie wordt doorgegeven
Welke van deze beweringen is juist?
A
Beide beweringen
B
Alleen bewering 1
C
Alleen bewering 2
D
Geen van beide beweringen
Slide 5 - Quizvraag
Het voedsel bepaalt of een dier een alleseter, een planteneter of een vleeseter is. Welke van deze groep behoren tot de groep van de consumenten van de tweede orde?
A
Alleen de alleseters en planteneters
B
Alleen de alleseters en de vleeseters
C
Alleen de planteneters en de vleeseters
D
De alleseters, planteneters en de vleeseters
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de juiste beschrijving van een levensgemeenschap?
A
Alle leden van een soort die in een bepaald gebied leven
B
Een enkel organisme
C
De gezamenlijke abiotische factoren van een ecosysteem
D
Alle populaties die in een ecosysteem leven
Slide 7 - Quizvraag
In de afbeelding staat een voedselpiramide afgebeeld. Is dit een piramide van biomassa of een piramide van aantallen? En bij welke groep kan het organisme in de top van de piramide ingedeeld worden?
A
Het is een piramide van aantallen. Het organisme hoort bij de consumenten
B
Het is een piramide van aantallen. Het organisme hoort bij de producenten.
C
Het is een piramide van biomassa. Het organisme hoort bij de consumenten.
D
Het is een piramide van biomassa. Het organisme hoort bij de producenten.
Slide 8 - Quizvraag
De voedselpiramide in de afbeelding is een piramide van biomassa. De havik weegt 1 kilo, de koolmezen wegen bij elkaar 5 kilo en de rupsen wegen bij elkaar 10 kilo. De eik heft blaadjes die gezamenlijk 100 kilo wegen. Welke bewering is dan juist?
A
Uit 1 kilo biomassa in koolmezen, wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
B
Uit 5 kilo biomassa in rupsen wordt 1 kilo biomassa in de havik gevormd.
C
Uit 10 kilo biomassa in rupsen wordt 5 kilo biomassa in koolmezen gevormd.
D
Uit 10 kilo biomassa in de eik wordt 5 kilo biomassa in de rupsen gevormd.
Slide 9 - Quizvraag
Welke letter in het voedselweb geeft een consument van de eerste orde aan?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 10 - Quizvraag
Welk organisme in de afbeelding is een consument van de tweede orde?
A
Konijn
B
Paardebloem
C
De wezel
Slide 11 - Quizvraag
In een composthoop zijn bepaalde organismen actief. Zij zetten de stoffen in het keuken- en tuinafval om in andere stoffen. Welke organismen worden hier bedoeld?
A
Consumenten.
B
Producenten.
C
Reducenten.
Slide 12 - Quizvraag
Een van de gevolgen van de milieuproblemen is het verdwijnen van grote stukken natuur.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 13 - Quizvraag
Een van de oorzaken van de milieuproblemen is dat de biodiversiteit afneemt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 14 - Quizvraag
Alle biotische factoren in een ecosysteem noem je de biotoop.